Gepubliceerd op 29-01-2021

Léon foucault

betekenis & definitie

Fransch natuurkundige, geb. 18 Sept. 1819 te Parijs, studeerde aanvankelijk in de medicijnen, nield zich sinds 1839 eenigen tijd met de kort te voren uitgevonden daguerréotypie bezig en vervolgens in gemeenschap met Donné en Fizeau met optische vraagstukken, waardoor hij in kennis kwam met Arago; in 1850 vond hij een methode tot bepaling van de snelheid des lichts en in 1851 leverde hij in het Pantheon te Parijs door middel van een slinger het rechtstreeksche bewijs v/d aswenteling der aarde (Foucault’s slingerproef]; alsnu volgden zijn onderzoekingen omtrent de warmte en het magnetisme, alsmede zijn apparaat tot het omzetten van mechanischen arbeid in warmte. In 1855 aanvaardde hij een benoeming tot natuurkundige aan het Observatoire te Parijs: in deze hoedanigheid hield hij zich bezig met de verbetering van den verrekijker en van andere natuurkundige apparaten; in 1862 werd hij lid van het bureau der lengten en in 1865 van de Academie der wetenschappen ; omstreeks dezen tijd construeerde hij een regulateur voor snel roteerende lichamen. Hij overl. 11 Febr. 1868 te Parijs. F.’s uitvindingen, proefnemingen en onderzoekingen werden voor het meerendeel gepubliceerd in de uitgaven der Parijsche Academie en in het „Journal des Débats”.

Slingerproef van Foucault Deze proef gaat uit van de neiging van den slinger om steeds in zijn baan, het slingervlak, te blijven, en levert een zichtbaar bewijs van de dagelijksche omwenteling van de aarde om haar as van het westen naar het oosten. Een schommelende slinger heeft krachtens de wet der traagheid — de wet dat een lichaam, eenmaal in een bepaalde richting en met een bepaalde snelheid in beweging gebracht, tot in het oneindige diezelfde richting en snelheid moet blijven behouden, tenzij van buiten werkende oorzaken het hierin belemmeren — de neiging in zijn slingervlak te blijven, en blijft hierin ook tegenover de aswenteling der aarde volharden. Denkt men zich een slinger, boven de noordpool der aarde opgehangen, zoo behoudt het slingervlak, de baan die de slinger in zijn heent-ii weergaande beweging beschrijft, eenzelfde lichting in de ruimte, terwijl de aarde met den daarop staanden waarnemer zich onder den slinger van het westen naar het oosten om wentelt ; de waarnemer zich niet van zijn plaats bewegende, zal daarom de schommeli ichting van den slinger, ten opzichte van de aardoppervlakte, van het oosten o\ er het zuiden naar het westen, alzoo steeds naar rechts, zien draaien en in 24 uren schijnbaar een geheelen omloop zien \ o brengen, terwijl in werkelijkheid de waarnemer met de aarde een omloop om den slinger heeft volbracht. Gelijk nu precies aan de polen de slinger in 24 uren schijnbaar éénmaal naar elk punt van den horizon schommelt, en wel aan de noordpool steeds naar rechts en aan de zuidpool steeds naar links. Ie eren geometrische regels dat deze draaiing der schonimelrichting op eenig ander punt der aarde proportioneel de sinus der geographische breedte en aan den evenaar nul is, m. a. w. de tijd die de schommelricHing noodig heeft, om een schijnbaren omloop te volbrengen is grooter naarmate het ophangpunt \ an den slinger verder van de polen verwijderd ligt. Te Maastricht, gelegen onder 51° 51', bedraagt deze tijd 30 uren 57 minuten, te Berlijn (521* 30') 30 uren 50 minuten. Al het boven gezegde geldt ook van een slinger die, in plaats van boven de noordpool opgehangen gedacht, aan den bovensten dwarsbalk van een loodrecht geplaatst raam bevestigd wordt; de slinger zal eenzelfde schommelrichting behouden, ofschoon men het raam om een loodrechte as draait. Van deze waarnemingen uitgaande nam Foucault te Parijs verscheidene proeven, die zijn theorie in elk opzicht bevestigden; teneinde een slinger van de grootst mogelijke lengte te verkrijgen koos hij voor zijn slingerproef het Pantheon uit: hier hing hij een slinger op, bestaande uit een met lood gevulden koperen bol van 18 centim. middellijn en 28 kilogr. zwaar, hangende aan een ijzerdraad van 67 meter; de slingerwijdte bedroeg 6 meter, elke schommeling duurde 8 seconden, een van onderen uit den bol stekende punt wees bij elke schommeling op een grooten rondloopenden graadboog de afwijking aan, die reeds bij de eerste schommelingen merkbaar was. Deze proef werd sinds vele malen over geheel Europa, ook in Nederland (Utrecht, Groningen, Middelburg enz.1, herhaald, laatstelijk (najaar 1902) weer te Parijs

< >