(gr., verborgen plaats) oorspronkelijk de naam eener ruimte onder het altaar, die het graf van een martelaar bevatte. Later bleef men het gebruik volgen door onder het altaar een onderaardsche, soms uitgebreide en door pilaren gesteunde kapel aan te leggen, die voor den dienst der gestorvenen gebruikt werd.
De K. behooren tot het romeinsche tijdperk der bouwkunst. Waar zij nog in gotische kerken voorkomen, dienden zij alleen tot begrafenis van beroemde personen of tot verhooging van de ruimte van het koor. Hier te lande vindt men een belangrijke K. of krocht in de Groote kerk te Deventer.