1. (van het ital. altanó) Balkon; eigenlijk een door hekwerk afgeschoten ruimte op een plat dak.
2. (lat. altare, van altus, hoog; fr. autel, duitsch Altar, eng. altar). Offerplaats. Misschien hebben reeds Abel en Kaïn een altaar gebruikt, maar het eerste in het Oude Testament genoemde is dat van Noach (Noë), hetwelk hij bij het verlaten der Ark oprichtte; was oorspronkelijk een altaar alleen voor het offer bestemd, later werd het meermalen een gedenkteeken, bijv. Jos. 22 : 28. Sinds de Wetgeving op Sinai stond het niet meer aan iedereen vrij een altaar op te richten, maar werd de oprichting aan liturgische voorschriften gebonden. Dikwijls werden altaren opgericht op hooggelegen punten, maar wijl dit tot afgoderij aanleiding gaf, werd het streng verboden. Van de in den Bijbel genoemde altaren zijn het meest bekend 'het brandofferaltaar, het reukofferaltaar en het altaar te Athene den Onbekenden God gewijd.
De Heidenen hadden ook hunne altaren, waarop zij aan de weldoende góden offerden, terwijl zij aan de booze geesten dikwerf in kuilen offers brachten.
De altaren der Joden en andere Oostersche volken waren meestal vierkant, langwerpig, of dezen vormen nabijkomend, die der Grieken en Romeinen dikwijls rond.
Het Christendom heeft met de zaak ook den naam altaar overgenomen. In de eerste eeuwen hadden de kerken gewoonlijk slechts één altaar, wat ook nu nog in de Grieksche Kerk het gebruik is. In de begraafplaatsen, waar de graven in de wanden werden uitgehouwen, waren” de steenen, die de graven afsloten, tegelijkertijd altaartafels, waarop de jaargetijden der gestorvenen gehouden werden. De altaren voor gewoon gebruik waren echter meestal van hout in den vorm van een sarcophaag, later werden zij met een steenen plaat gedekt en nog later (6de eeuw) alleen van steen gebouwd. Als een herinnering aan de altaren opgericht op de graven der martelaren worden nu nog in de Katholieke Kerken in elk altaar reliquiën van martelaren ingesloten. Sinds de 1A! eeuw is de bovenbouw der altaren algemeen geworden; deze heeft door de voortbrengselen van beeldhouwen schilderkunst dikwijls groote kunstwaarde.
De Renaissance had ook op altaarbouw haren invloed en bracht den bovenbouw met marmeren of als marmer geschilderde zuilen en beelden, zooals bijv. het S. Zeno-altaar in de S. Marcuskerk te Venetië. In ons Vaderland komen ook meerdere zulke altaren voor.