(lat. Inventio sanctae crucis) een in de 4de eeuw gesticht feest ter herdenking van het terugvinden van het kruis van Christus.
Keizer Constantijn liet in 326 de grot van het h. graf opzoeken en zijn moeder Helena (zie ald.) ondernam destijds een reis naar Jeruzalem, waar zij kerken liet bouwen. Volgens de legende zou zij daar ook het ware kruis van Christus hebben teruggevonden. In 348 stelt Cyrillus van Jeruzalem het aanwezig zijn van het h. kruis voorop en schrijft het terugvinden aan Constantijn toe, terwijl reeds Ambrosius deze verdienste op Helena overdraagt. Sedert dien komt het verhaal in voortdurend meer opgesmukten vorm voor bij kerkvaders der oostersche en der westersche kerk, er wordt melding gemaakt van wonderen waardoor de echtheid van het kruis zou gebleken zijn, terwijl bij de Syriërs de legendarische koningin Protonice, gemalin van keizer Claudius, voor de vindster van het kruis gehouden wordt. Oorspronkelijk werd het feest der K. met dat der Kruisverheffing (zie ald.) op 14 Sept. gevierd, zooals dit nog geschiedt in de grieksche kerk, maar is sedert Gregorius I in de katholieke kerk daarvan gescheiden en op 3 Mei gezet, ofschoon de grieksche kerk den 6den Maart als dag der K. aannam.