dwaalsterren, staartsterren, een groote klasse van hemellichamen, waarvan een aantal als een blijvend bestanddeel van ons zonnestelsel kan worden beschouwd, terwijl een ander gedeelte waarschijnlijk slechts bij tusschenpoozen daarvan deel uitmaakt. Een aantal (dat vermoedelijk in verhouding tot het geheel zeer klein is) wordt voor korteren of längeren tijd voor het bloote oog zichtbaar.
Aan deze zijn twee gedeelten te onderscheiden, n.l. een meestal tamelijk heldere, gewoonlijk ronde, doch nimmer scherp begrensde lichtmassa (de kop van de komeet), en een daarvan uitgaande heldere streep (staart), die van den kop af geleidelijk breeder en minder helder wordt. Eenige der bekendste K. vindt men op haar alphabetische plaats behandeld. De K. zijn hemellichamen van uiterst geringe dichtheid, die hun banen beschrijven onder den invloed van de aantrekking der zon en der planeten. Waarschijnlijk ontvangen zij hun licht grootendeels van de zon. Het spectrum der K. vertoont drie heldere lijnen, evenals van de ons bekende aardsche stoffen de gloeiende koolwaterstofgassen. Vermoedelijk bestaat de kern der K. uit een vaste of sterk verdichte massa; de staart is, naar men aanneemt, geen bestendig deel, maar dankt zijn ontstaan aan de zonnewarmte en een daardoor veroorzaakte sterke verdamping der kern-materie; deze dampen worden door electr. krachten, werkende tusschen de komeet en de zon, in de wereldruimte geslingerd. De komeet verliest zoodoende voortdurend materie, gebrjk is waar te nemen aan de periodieke K., die bij haar opvolgende verschijningen telkens zwakker terugkeeren.Literatuur: Carl, Repertorium der KometenAstronomie (Munchen 1864), Zöllner, Ueber die Natur der Kometen (3de dr. Leipz. 1883), Marcuse, Ueber die physische Beschaffenheit der Kometen (Berl. 1884), Galle, Verzeichnis der Elemente der bisher berechneten Kometembahnen (Leipz. 1894).