iemand die in een kluis woont, zich van de wereld afzondert om niet in zijn vrome overpeinzingen gestoord te worden. Ofschoon de christenen zich reeds in de beide eerste eeuwen ver van de heidensche feesten en vermakelijkheden verwijderd hielden, treden eigenlijke kluizenaars (anachoreten, zie ald.) toch eerst tegen het eind der 3de eeuw op.
Uit deze anachoreten ontstond het kloosterwezen (zie Klooster). Over het algemeen vindt men ook in alle oostersche godsdiensten, het Jodendom niet uitgezonderd, het verschijnsel van kluizenaars terug.In overdrachtelijken zin noemt men ook K. iemand, die weinig onder de menschen komt.