Knut of Knoet. Onder dezen naam vermelden wij:
1) K. I den Groote, koning van Denemarken en Engeland (1014—35), zoon van koning Sven (Svend), die strijd voerde om de heerschappij in Engeland, zette den door zijn vader begonnen oorlog voort. Eerst bewilligde K. in een verdeeling van het land met den koning der Angelsaksen, Edmund, maar toen deze was vermoord, bracht hij geheel Engeland onder zijn gezag en bevestigde dit door zijn huwelijk met de weduwe van Edmund’s vader, Emma. K. beheerde zijn uitgebreide staten met wijsheid en zachtheid, herstelde in het lang geteisterde Engeland orde en welvaart, en was door zijn onderdanen niet minder bemind en geëerd dan door zijn vijanden geducht. K. veroverde Noorwegen (1030), overwon de Slavonische Pommeren, Ermelanders en Samlanders aan de Oostzee en dwong de Schotten hem als opperheer te erkennen. Bij zijn dood liet hij zijn rijk na aan zijn zoon Hardikanut, wien hij reeds te voren het bestuur over Denemarken had opgedragen, doch Harald, diens oudere broeder, maakte zich meester van den troon van Engeland, zoodat K.’s rijk na zijn dood uit elkaar viel.
2) K. II den Heilige, koning van Denemarken, 1080—86, richtte allerwege in zijn rijk kerken en scholen op en zond een leger uit tegen Engeland. Door den opstand van de bevelhebbers der vloot mislukte deze krijgstocht echter en toen de koning de muiters strafte, werd hij door een hunner vermoord.
3) K. III, hertog van Sleeswijk en koning der Wenden, overweldigde den Deenschen troon en hield dien tien jaren lang bezet, 1147—57. Hij werd door Magnus, den zoon van koning Niels, welke door hem onttroond was, omgebracht,
4) K. IV, koning van Denemarken, 1182— 1202, regeerde eerst met zijn vader Waldemar I den Groote. Hij zette den oorlog, door deze tegen de Slavoniërs begonnen, voort, ontnam hun een niet onaanzienlijk gebied, dat hij tot een koninkrijk verhief en beheerde dit met den titel van „koning der Wenden”, welke thans nog door de koningen van Denemarken wordt gevoerd.
5) K. I, koning der Zweden en Gothen, 1167—95, zoon van den heiligen Erik, koning der Zweden, uit het geslacht der Folkunger, maakte zich in een oorlog tegen Karel I, koning der Goten en Zweden, meester van den dubbelen troon, die voortaan vereenigd bleef, doch tot 1250 beurtelings werd bekleed door een vorst uit het Gotische en een uit het Zweedsche stamhuis.