ned. philosoof, wis- en natuurkundige, geb. 1774 in Westfalen, 1798'—1800 luth. predikant te Amsterdam, 1803—12 directeur van ’slands zeevaartkundige school, 1816 hoogl. in wisen natuurkunde, logica en metaphysica te Utrecht, waar hij in 1845 overh Hoofdwerken: Over de ruimte (in P. van Hamert, Magazijn voor de Kritische Wijsbegeerte, Amst. 1799), Proeve om de werking der twee grondkrachten, door de zwaartekracht en door den vorm der lichamen aan te toonen (als voren), De nostra cognitione animi, comparata cum cognitione rerum corporearum (in „Ann. Acad.
RhenoTraj.” a. 1823—24), Over den aard der Zielkunde en de werking der terugroepende verbeeldingskracht (Zaltbommel 1829), Bijdrage tot de beschouwing van de waarheid der menschelijke kennis (1832—33), Elementa Matheseos purae (2 dln., Utr. 1831—34), Verhandeling over de meetkundige bepalingen (2de dr„ 1841), Berichten en verhandelingen over de Zeevaartkunde (Amst. 1837) met vervolg (Amst. 1840).