Gepubliceerd op 23-02-2021

Logica

betekenis & definitie

denkleer, de leer of de wetenschap van de algemeene wetten van het denken. Zij heeft als zoodanig geen bepaalden inhoud.

Haar taak is de wetten van het denken op te sporen en duidelijk aan te wijzen. Zij leert daartoe letten op de hoegrootheid en hoedanigheid, op den samenhang en de noodzakelijkheid der dingen. Zij leert hoe alle kenmerkende eigenschappen van een zaak of persoon moeten samengevat worden. Is dit geschied, dan heeft men het begrip eener zaak of van een persoon. Velen hebben daarom de L. genoemd de leer der begrippen. Haar vrucht is nauwkeurig denken en nauwkeurig het gedachte uitdrukken.

De leer der sluitredenen (syllogistiek) is een onderdeel van haar. De dialectiek, die door de Sophisten, de Megarici, Socrates en Plato beoefend werd, was de voorloopster van de L., van welke Aristoteles als de vader te beschouwen is; de L. is bij hem de zenuw zijner wijsbegeerte. Bij de scholastieken was zij het vruchtbare middel om het voor en tegen eener zaak te verdedigen. Zij werd door Kant gezuiverd en binnen hare natuurlijke grenzen teruggebracht. Bij Hegel smelt de L. met de metaphysica ineen. Zij is hem een wetenschap van bet universum, die zich tot alle dingen uitstrekt.

< >