of Böhm, genaamd Philosophus Teutonicus, duitsch mystiek godgeleerde, geb. 1575 te Altscheidenberg bij Görlitz, zoon van een ongegoed landbouwer, bleef tot zijn 10d« jaar zonder eenig onderwijs, werd later bij een schoenmaker in de leer gedaan, gevoelde zich steeds meer tot het geheimzinnige aangetrokken, had visioenen en gezichten, stelde deze te boek, en werd toen het voorwerp van een heftige vervolging van de zijde dor orthodoxe geestelijkheid; hij overleed 27 Nov. 1624. Zijn eerste geschrift, Aurora, oder die Morgenröte im Aufgang (1612), bevat zijn openbaringen en beschouwingen aangaande God, de menschhcid en de natuur; van zijn overige geschriften zijn de voornaamste: Beschreibung der drei Principien göttlichen Wesens, Von dem dreifachen Leben des Menschen, Von der Menschwerdung Jesu Christi, Mysterium Magnum, zijn antwoord op de „Veertig vragen der ziel” van Baltliazar Bekker, enz allen door Heinrich Betke verzameld en te Amsterdam in het licht gegeven.
In deze werken ontwikkelt B. een eigen, een soort cosmologisch-mystieke leer, die geheel in duistere taal en grillig fantastische beelden is vervat, en gekenmerkt wordt door een volkomen versmelting van mystiek en natuurphilisophie.