of Jagjello, zoon van Olgerd, werd in 1381, na den dood zijns vaders, groothertog van Litauen en hield zich in deze waardigheid staande tegen zijn oom Kjeystut, dien hij gevangen nam en liet dooden, en tegen diens dapperen zoon Witold, met wien hij zich verzoende. Na het christendom aangenomen te hebben en met de koningin Hedwig gehuwd te zijn, besteeg hij in 1386, als Wladislaus II, den troon van Polen.
Zijn voortdurende strijd met de duitsche ridders en zijn streven om Litauen met Polen verbonden te houden, waren de voornaamste voorvallen zijner 48-jarige regeering. Hij overwon de duitsche ridders in den grooten slag bij Tannenberg, 1410. Bij de geestelijkheid zeer verdacht van overhelling tot den aanhang van Huss, riep hij in 1432 de Hussieten te hulp tegen den oproerigen grootvorst van Litauen, Swidrigalje, die in dat jaar bij Oszmiana verslagen werd. J. stichtte in 1400 de hoogeschool te Krakau. Hij overl. in 1434 te Grodek bij Lemberg. Zijn nakomelingen, de Jagellonen, regeerden over Polen tot 1572.