Gepubliceerd op 23-02-2021

Jacob van maerlant

betekenis & definitie

de voornaamste nederlandsche dichter der 13de eeuw, geb. omstreeks 1235 in Vlaanderen, hield zich langen tijd in Holland op, keerde later naar zijn geboorteland terug en overl. tusschen 1230 en 1300 te Damme bij Brugge. Zijn eerste gedicht, De Troyaanschen oorlogh (uitgeg. door Verdam, Gron. 1873 en door N. de Pauw en E.

Gaillard, Gent 1889 v.v.), behoort nog geheel tot het ridder-heldendicht. Later wendde hij zich echter van de behandeling der riddersagen af en koos geschiedkundig geloofwaardige gewijde of ongewijde verhalen en leerrijke onderwerpen tot de stof zijner gedichten. Tot die uit dit tweede tijdvak van M. behooren: Leven van St. Franciscus, naar het latijn van Bonaventura (uitgeg. door J. Tideman, Leid. 1848), Heimlicheit der FLeimlichede, een vertaling van het „Secreta Secretorum”, handelend over de kunst van regeeren enz. (uitgeg. door J. Clarisse, Dordr. 1838), Wapene Martijn, een samenspraak in 3 boeken over de ongelijkheid der standen, over zeden, godsdienst enz. (uitgeg. door E.

Verwijs, Leid. 1857 en 1879), Van den Lande van Overzee, een opwekking om den verderen voortgang der Saracenen in het heilige land tegen te gaan, Bestiaris of Der Naturen-Bloeme, een berijmde natuurlijke geschiedenis in 13 boeken en navolging van het ,,Liber de rerum natura” van Thomas Cantipratensis (uitgeg. door Bormans, Brussel 1857 en door Verwijs, Gron. 1878). In 1270 voltooide M. zijn Rijmbijbel (uitgeg. door David, 2 dln., Brussel 1858—60) en begon in 1283 zijn meest uitvoerig werk: Spieghel Historiael (uitgeg. door de Maatsch. voor Nederl. letterkunde, dl. 1—3, Leid. 1857—59), een berijmde kroniek der algemeene geschiedenis, naar het „Speculum historiale” van Vincentius Bellovacensis, vóór wier voltooiing hij schijnt gestorven te zijn; zij werd voortgezet door Utenbroeke (uitgeg. door Hellwald, de Vries en Verwijs, Leid. 1873—77), Lodewijk van Velthem, een brabantsch priester (uitgeg. door Le Long, Amst. 1717).

< >