duitsch klassiek philoloog, geb. 20 Mei 1830 te Wunsiedel, studeerde te Erlangen in de klassieke philologie en de wiskunde, was vervolgens leeraar aan de latijnsche school te Ansbach, 1858—62 aan het gymnasium te Zweibrücken (Tweebruggen), 1862—64 in dezelfde hoedanigheid te Erlangen en werd 1864 tot gewoon hoogleeraar in de klassieke philologie aan de universiteit aldaar, 1890 tot lid van den opperschoolraad in Beieren, 1893 tot hoogleeraar te München benoemd. M. gaf in het licht: Claudii Galeni de placitis Hippocratis et Platon is libri IX (dl.
I, Leipzig 1874) en werkte mede aan de uitgave van Galenus’ Scripta minora (1884 vlgg.) met J. Marquardt en G. Helmreich. Hij schreef de Griechische Privataltertümer in het door hem geredigeerde Handbuch der klassischen Altertumswissenschaft in systematischer Darstellung (dl. 4, afd. 1, Nördlingen en München 1887; 2de dr. 1893) en redigeert de Acta seminarii philologici Erlangensis (Erlangen 1878 vlg.) en sedert 1883 het Jahresbericht über die Fortschritte der klassischen Altertumswissenschaft (Berlijn).