Gepubliceerd op 19-01-2021

Ivar andreas aasen

betekenis & definitie

Noorweegsch taalkundige, geb. te (Ersten, 5 Aug. 1813, als zoon van eenvoudige landlieden; hoofdzakelijk door zelfstudie bekwaamde hij zich tot onderwijzer; zijn vrije uren besteedde hij aanvankelijk aan de plantkunde; de verschillende plantennamen in de onderscheidene dialecten van Noorwegen bepaalden zijn aandacht weldra meer in het bijzonder bij zijn moedertaal; een verhandeling over de eigenaardigheden van het in zijn omgeving gesproken dialect, werd bekroond door het Noorweegsch Genootschap van Wetenschappen, dat hem tevens in staat stelde zijn navorschingen in die richting op uitgebreide schaal voort te zetten; van 1842 tot ’47 bereisde hij zijn vaderland in alle richtingen en vestigde zich toen te Christiania, om de verzamelde gegevens uit te werken; zijn voornaamste streven was voorts, eenheid te brengen in de Noorsche taal, aan de spelling vaste grondslagen te geven, en de taal te zuiveren van aan andere talen ontleende bestanddeelen; in dit streven ontmoette hij* zoowel sympathieke voorstanders als heftige tegenstanders. Hij: overl. 25 Sept. 1896.

Werken: Det nor slee Folkesprogs Grammatïk (1848), Ordbog over det norske Foïkesprog (1850), Norske Ordsprog (spreekwoordenlexicon, 1856); voorts een dichtbundel (missende pagina)

< >