1) H. van Chios, de voornaamste grieksche meetkundige vóór Euclides, leefde in de 5de eeuw v. Chr. ten tijde van den peloponnesischen oorlog in Athene en werd, omdat hij voor zijn wiskundig onderwijs geld aannam, uit den bond der pythagorische wijsgeeren gestooten.
Hij vervaardigde het eerste leerboek der geometrie en meende de oplossing der quadratuur van den cirkel gevonden te hebben (door de z.g. lunula Hippocratis).2) H. van Cos, de vader der heelkunde, geb. omstreeks 460 v. Chr., overleden omstreeks 359 of 377 te Larissa in Thessalië, was een afstammeling uit het geslacht der Asclepiaden en ontving zijn eerste opleiding in de medische kunst der Asclepiaden van zijn vader Heraclides. Als beroemd arts verkeerde hij in de uitoefening van zijn kunst, waarin hij ook onderricht gaf, veel in de wereld; zoo hield hij zich op te Athene, Thasus, Abdera, Cyzicus en aan het macedonische hof; een uitnoodiging van Artaxerxes naar Perzië sloeg hij af. Onder zijn naam bezitten wij een verzameling van 72, naar inhoud en stijl zeer verschillende geschriften in het ionisch dialect, welke slechts voor een klein gedeelte van hemzelven afkomstig zijn, zooals men reeds in de oudheid inzag; de beroemde arts Galenus erkent daarvan slechts een dertiental als echt. H. was een geschoold philosoof (zelf heeft hij gezegd dat een philosophisch arts aan een god gelijk is) en in de kunst, aan de natuur op moeilijke vragen antwoorden te ontlokken, staat hij onmiddellijk naast Socrates; in scherpte van waarneming overtreft hij, de groote beoefenaar van het inductieve onderzoek, alle geneesheeren der oudheid. Ondanks het gebrekkige zijner kennis, met name van de anatomie, heeft hij voor alle tijden een voorbeeld gegeven hoe men met weinig middelen de enkele waarneming, zonder vooroordeelen en van hypothesen zich onthoudend, tot een scherp en veelzijdig inzicht in het wezen der ziekten en tot een zegenrijke verzorging kan opvoeren. Hij onderscheidde de verschijnselen van het lijden van de oorzaak en werd aldus de grondlegger der pathologie' en der pathognomie; waarneming leerde hem de werking der middelen, wier gebruik bepaald wordt door het kennen der kwaal. Men vindt bij hem de eerste bewuste sporen eener physicalische diagnostiek; de auscultatie was hem reeds bekend, hoewel slechts in haar beginselen. Een bijzondere kunst als operateur moet hij aan den dag gelegd hebben; zijne verhandeling over de wonden aan het hoofd geldt nog heden als een meesterwerk. Ook in de uitwendige oogheelkunde heeft hij het eerst het exacte onderzoek ingevoerd. Zijn rustelooze onderzoekingsgeest spreekt uit zijn bekende grondstelling: De kunst is lang, het leven kort.