Gepubliceerd op 17-02-2021

Hellenisme

betekenis & definitie

eigenlijk in ’t algemeen: het eigenaardige van het grieksche volk, maar meer bijzonder gebruikt van den vorm, waarin het zich vertoonde in de meer of minder vergriekschte staten van Europa, Azië en Afrika, welke uit het wereldrijk van Alexander den Grooten ontstonden, en dan vooral ten opzichte van de taal. Vandaar de benaming H. of hellenistische taal voor het in die staten onder invloed van verschillende locale eigenaardigheden uit het gemeenschappelijk grieksche dialect, zooals dit zich sinds den tijd van Alexander gevormd had, ontwikkeld taaleigen, bijzonder het hebreeuwsch-joodsch getinte der egyptische Joden (egyptische Hellenisten), waarin de Septuagint, de apokriefe boeken en het Nieuwe Testament geschreven zijn.

De eigenaardige kleur daarvan bestaat deels in het overbrengen van zekere, vooral figuurlijke beteekenissen van hebreeuwsche woorden op overeenkomstige grieksche, deels in woordelijke navolging van hebreeuwsche zinnen en constructies. In de geschiedenis der bouwkunst heet H. de stijl, die zich in Duifschland en vooral te Berlijn ontwikkelde en de grieksche vormen zocht te doen herleven. Van deze school was Schinkel het hoofd en Bötticher de kunstkenner; een zelfde doel beoogde de „helleensche renaissance” te Weenen en de ,,néo-grecque” te Parijs. Onder hellenistische periode verstaat men den beschavingstoestand die ontstond uit de bovenbedoelde vermenging van grieksche en oostersche elementen.Het H. opvattende als de grieksche beschaving in haar geheel genomen, onderscheidt men: het H. van het onafhankelijk Griekenland, van den oorsprong af tot de 4de eeuw v. Chr.; het cosmopolitisch H. ten tijde der Diadochen (opvolgers van Alexander d. G.); het grieksch-romeinsch H., van de 2de eeuw vóór tot de 5de na Chr.; het byzantijnsch H., van de 6de tot de 15de eeuw; het moderne H., eerst het streven naar de onafhankelijkheid en dan naar de politieke eenheid van het grieksche volk.

Tegenover het opkomend christendom vertegenwoordigde het H. destijds het heidendom, en werd onder keizer Julianus den Afvalligen zelfs een soort van godsdienst.

< >