(Elagabalus, eigenlijk naam van den zonnegod, die daaronder te Emesa in Syrië vereerd werd), romeinsch keizer, van 218—222 na Chr., heette oorspronkelijk Varius Avitus Bassiarius en was de zoon van Varius Marcellus en van Soaemis, kleinzoon van Julia Maesa (de schoonzuster van Septimius Severus), die zich na den val van keizer Caracalla met een groot vermogen in haar vaderstad Emesa teruggetrokken had. Hier werd de knaap tot hoogepriester van den zonnegod gewijd en won door zijn schoone gestalte en door het gerucht, dat hij een zoon van Caracalla was, de genegenheid van een in de nabijheid van Emesa gelegerde troepenafdeeling.
De schrandere en eerzuchtige Maesa maakte hiervan gebruik en bewerkte hierdoor alsmede door rijke geschenken in geld, dat de soldaten hem, ofschoon hij pas 14 (volgens anderen 17) jaren oud was, tot keizer uitriepen onder den naam Marcus Aurelius Antoninus (218). Macrinus, die zich na het vermoorden van Caracalla (217) van de heerschappij had meester gemaakt, werd overwonnen en op de vlucht gedood. Voor H. bleef de verheerlijking van den zonnegod, wiens naam hij zelf aannam, hoofdbezigheid. Op den palatijnschen heuvel te Rome liet hij een prachtvollen tempel oprichten, waarin de eeredienst van die godheid met de weelderigste pracht gevierd werd. De hoogste waardigheidsbekleeders van het rijk moesten daarbij als eenvoudige tempeldienaars fungeeren; zelfs de overige góden van Rome werden tot dienaren van deze hoogste godheid verlaagd en de heiligdommen van den romeinschen eeredienst, de Ancilia en het Palladium, naar zijn tempel overgebracht. Tot gade van den zonnegod werd Luna (de Astarte der Pheniciërs) verkozen en haar beeld met plechtige staatsie van Carthago naar Rome verplaatst.
Voor het overige was de regeering van H. niets dan een aaneenschakeling van de onzinnigste zwelgerijen en de laagste en gemeenste uitspattingen en een schandelijke onteering van den romeinschen keizerstroon door oostersch despotisme. Eindelijk schaamden zich zelfs de soldaten over hun keus en schonken hun gunst aan den neef van H., Alexander, den zoon van Mammaea, de andere dochter van Maesa. Op aandrang van laatstgenoemde adopteerde H. Alexander, maar deed kort daarop, hoewel vergeefs, een aanslag tegen zijn leven. Een oproer, door het optreden van H. tegenover Alexander verwekt, kostte hem troon en leven. De praetorianen vermoordden hun vroegeren gunsteling, sleepten zijn verminkt 1 ijk door de straten en wierpen het in den Tiber (222).