Rijks directe belasting, geheven op de gebouwde en op de ongebouwde eigendommen, naarmate van hunne belastbare opbrengst. De thans geldige wet betrekkelijk de G., is 1 Jan. 1871 in werking getreden.
De vroegere wettelijke verordeningen betreffende de G., waren gedeeltelijk van franschen en gedeeltelijk van nederlandschen oorsprong, totdat bij koninklijke boodschap van 9 Febr. 1869, ingekomen denzelfden dag, bij de Tweede kamer der Staten-generaal werd ingediend een ontwerp van wet op de G. Aan de memorie van toelichting, die dit ontwerp vergezelde, ging een kort overzicht van de bovenbedoelde fransche en nederlandsche verordeningen vooraf (Bijlage II Kamer 1868/ 69, 994). Het voorloopig verslag der commissie van rapporteurs werd onder dagteekening van 12 Mei 1869 uitgebracht, en daarin met een woord van goedkeuring gesproken over het streven der regeering, om de verordeningen van franschen oorsprong, welke de heffing dier belasting regelden, en waarvan de rechtsgeldigheid meermalen geheel of gedeeltelijk werd betwist, te vervangen door wettelijke voorschriften, welker inhoud door de belastingschuldigen gemakkelijk kan worden nagegaan. Dit voorloopig verslag is onbeantwoord gebleven; doch de regeering maakte zich de daarin vervatte wenken en opmerkingen ten nutte voor een nieuw of gewijzigd ontwerp, dat onder dagteekening van 24 Sept. 1869 in de zitting der Tweede kamer van dien dag werd ingediend (Bijlage II Kamer 1869/70, 143). Alsnu volgde een voorloopig verslag, in dato 29 Nov. 1869, dat een memorie van antwoord, vergezeld van een nota van wijzigingen, uitlokte. Het eindverslag werd uitgebracht onder dagteekening van 17 Febr. 1870, en de mondelinge behandeling van het ontwerp had plaats van 24 tot 39 Maart 1870, op welken laatstgenoemden dag het ontwerp met 53 tegen 9 stemmen werd aangenomen (Hand. 1147—1228).
Het ontwerp werd 1 April 1870 bij de Eerste kamer ontvangen, het verslag der commissie van rapporteurs 21 Mei uitgebracht, en na beraadslaging werd het ontwerp 23 Mei met 29 stemmen tegen 1 stem aangenomen. De wet verscheen onder dagteekening van 26 Mei 1870 in no. 82 van het „Staatsblad.” Van de wet zijn uitgaven met aanteekeningen bezorgd door W. van Konijnenburg (Den Haag 1870, voorzien van overzicht van de vroegere geschiedenis der G.), door Briedé (aldaar 1876) enz.; zie ook P. H. Engels, De geschiedenis der belastingen in Nederland (Rotterd. 1848).