de kunst om het karakter der menschen te leeren kennen uit hun handschrift, stelsel tot bepaling van het karakter van den steller van een handschrift. Gelijk alle bewegingen van een mensch, gang, houding, zelfs stem en spraak, onder den invloed staan van zijn algemeene geaardheid, zoo vooral ook die der handen en der vingertoppen, in welke laatste zich een groot aantal zenuweinden bijeen bevinden.
Reeds de handschriften van schoolgaande kinderen geven individueele verscheidenheden te constateeren; het eene kind schrijft grooter, zwaarder, ronder, eenvoudiger dan het andere; duidelijker nog komen karakter en geaardheid uit wanneer bij het schrijven de gedachte zich niet meer met den vorm der letterteekens bezighoudt, en voor de G. heeft gedachteloos neergeworpen schrift de meeste waarde. Ook bij pathologische onderzoekingen zijn bij bepaalde hersenaandoeningen en bij vele anomaliën van de zenuwen en spieren van den arm tal van getrouw terugkeerende en daarom voor de diagnose bruikbare hoogst karakteristieke afwijkingen in het schrift waargenomen. De G. berust op ver7 gelijkende uit het schrift getrokken conclusies. Vroolijke opgewektheid doet den mensch zich hooger oprichten, neerslachtigheid doet het hoofd en de ledematen slap neerhangen; vandaar besluit de grapholoog uit opklimmend schrift tot vooruit willen en zelfvertrouwen, en leest in neerdalend schrift, al naar den graad, moedeloosheid tot melancholie; verder let hij er op, of het schrift opvallend groot of klein, wijd of gedrongen, rond of hoekig, schuinliggend of rechtopstaand, eenvoudig of met krullen en halen overladen is, enz.; uit deze bijzonderheden bepaalt hij dan de details van het karakter van den steller. Om een handschrift aan een ernstig graphologisch onderzoek te kunnen onderwerpen, moet de grapholoog kunnen beschikken over meerdere schriftstukken van denzelfden persoon, liefst van verschillenden datum; hij vergelijkt deze dan allereerst met zekere algemeene kenmerken, die gebleken zijn getrouw samen te gaan met bepaalde karakter-eigenaardigheden, en die men zooveel mogelijk heeft zoeken te klassificeeren, als de mate van snelheid waarmee de steller pleegt te schrijven, de algemeene vorm der letters, de overheerschende stand van het schrift, de afmetingen der letterteekens, enz. Na op deze wijze de klasse te hebben gevonden waartoe het schrift in het algemeen behoort (vlug, langzaam, rond, hoekig, groot, klein), spoort hij de meer individueele bijzonderheden op, als graad van gelijkmatigheid, van duidelijkheid, van zindelijkheid, het bezigen van versiersels, enz., die den algemeenen indruk modificeeren en de details doen vinden.
Het graphologisch portret is de resultante van alle uit het handschrift afgeleide karakter-eigenaardigheden. Bevindt men b.v. dat een handschrift klein (teeken van een neiging om af te dalen in details, van nauwkeurigheid dus), sober (teeken van nadenken) en duidelijk (zucht tot netheid en preciesheid) is, dan krijgt men, deze eigenschappen den steller toekennende, tot algemeene resultante: scherpzinnigheid; vindt men verder in hetzelfde schrift echter overmatig gekrulde hóófdletters (teeken van ijdelheid en zelf-ingenomenheid), dan moet de veronderstelde scherpzinnigheid van den steller verminderd worden met alle door de ijdelheid gekweekte gebreken en zwakheden.Het eerste geschrift over de G. verscheen in 1622, van de hand van den ital. geleerde Camillo Baldo; de fransche abbé J. H. Michon (overl. 1881) heeft een volledig graphologisch stelsel geformuleerd, terwijl de duitsche physioloog Preyer de G. wetenschappelijke grondslagen heeft zoeken te geven (in het werk: Zur Psychologie des Schreibens, Hamburg 1895); prof. Benedikt leverde tijdens het internationaal congres voor crimineele anthropologie te Amsterdam in 1901 een kritiek op de G. als stelsel; naar zijn meening kan een grapholoog, die niet slechts schriftkundige maar tevens een man van geest en talent is, in zeer vele gevallen, en op verrassende wijze, een juiste conclusie nemen; maar men had uit de ervaringen der schriftkundigen geen bepaald systeem mogen opbouwen. Immers, het handschrift is voor een zeer groot deel het resultaat van duizend-en-één toevallige invloeden; niet alleen aangeboren eigenschappen bepalen het schrift; er komt zooveel aangeleerds en imitatie bij. Buitendien, een man die doorgaans kalm is, en wiens schrift dus die kalmte zou moeten verraden, kan soms plotseling opstuiven en in dien oogenblikkelijken toestand een misdaad begaan.
Wat komt er dan van het schriftonderzoek terecht, als men er een systeem uit heeft opgebouwd? Om voor de justitie dienst te trekken uit de G. zou men het schrift van den verdachte moeten brengen onder de oogen van een man van geest en talent, die de kunstenaarsgave der intuïtie moest bezitten, gelijk ook de ideale clinicus de kwaal voor de helft bij intuïtie onderkent. Literat.: Michon, Systeme de Graphologie (Par. 1875, 6de dr. 1880), Schwiedland, Die G.: Geschichte,. Theorie und Begründung der Handschriftendeutung (Berl. 1883), Machner, lJeher G. (Zür. 1888), Paulus, Die Handschrift, Ein Bild des Charakters (Stuttg. 1896), Zix, Oeffentliehe Charaktere im Lichte grapholog. Auslegung (Berl. 1894), Langenbruch, Grapholog. Studien (1895), Lombroso, Handhuch der G. (duitsch van Brendel, in Reclams „Universalbibliothek”), Becker, Die G. (Lpz. 1899), L. Meyer, Ijehrbuch der G. (3de druk, Stuttg. 1900, Ammon, Die G. (Lpz. 1901), G.
Meyer, Die wissenschaftlichen Grundlagen der G. (Jena 1901. Te Parijs verschijnt het vakblad „La Graphologie”, te München sinds 1897 het „Graphologische Monatsschrift”.