Gepubliceerd op 20-01-2021

Caoutchouc

betekenis & definitie

Kaoetsjoek, katsjoe, gomelastiek (lat. Gummi elasticum, engelsch India rubber, duitsch Kautschuk en Fedcrharz; indiaansch Cahuchu) Een elastische zelfstandigheid van de groep der harsen; het wordt aangetroffen in het melksap van vele planten (Urticaeën, Euphorbiaceeën, Apocyneeën), vooral in dat van Siphonia cahucu in ZuidAmerika en in dat van Urostigma elasticum (Ficus elastica), Urostigma Karet Ficus elastica Bl.), en andere Urostigma-soorten, Artocarpus elastica, Urceola elastica, Wellughbeia firma, Chilocarpm costatus, allen in Oost-Indië en in den Oost-Indischen archipel.

Het C. wordt uit deze planten gewonnen door insnijdingen in den stam te maken, en het daaruit vloeiende roomachtige en taaie melksap op te vangen en in de zon en boven het vuur te laten indrogen; het aldus verkregen C. heeft den vorm der voorwerpen waarin het werd opgevangen, meestal van op zakjes of fleschjes gelijkende stukjes, soms van platen. In den laatstgenoemden toestand wordt hetspekgom (Gummispeck) genoemd. In groote stukken is het caoutchouc zwart, in dunne lagen wit of geelachtig van kleur. Het is zeer veerkrachtig, door de koude-wordt het hard; het kan dan moeielijk gebogen worden, doch is niet broos. Zijn soortelijk gewicht bedraagt 0.925. Door de werking van heet water en van waterdamp ondergaat het caoutchouc geen verandering, behalve dat het daardoor wit wordt.

Door alcohol wordt het niet opgelost. Bij verwarming wordt het caoutchouc weeker, het smelt bij ongeveer 200 gr. C. tot een klever ge massa, die bij bekoeling niet weder hard wordt. Als men het caoutchouc in aanraking met de lucht sterk verhit, verbrandt het met een lichtgevende walmende vlam. In verwarmden toestand kan het met zwavel en andere stoffen vermengd worden, waardoor men het in gevulkani eerd en verhoornd caoutchouc kan veranderen. Het C. is eene zelfstandigheid, die in den vorm van microscopisch kleine bolletjes in plantensappen voorkomt; de afscheiding van het sap volgt bij staan van het sap vanzelf, doch wordt meest door toevoeging van een zuur, of van eenig aluin enz., bespoedigd; de chemische saamstelling is nog niet ten volle bekend, en schijnt bij dat van verschillende planten te variceren.

Volgens velen bevatten 100 deelen C. 87.5 deelen koolstof en 12.5 deelen waterstof. Het is het eerst bekend geworden door den spaanschen schrijver Antonio Herrara, die in zijn werk over de tweede reis van Columbus verhaalt, dat op Haïti van het gedroogde sap eener plant ballen werden vervaardigd, waarmee de inboorlingen allerlei spelen uitvoerden. De engelsche scheikundige Priestley beval het het eerst aan voor het uitwisschen van potloodschrift; tot 1820 werd het bijna uitsluitend hiervoor gebruikt; met de kennis der scheikundige eigenschappen vorderde ook de toepassing, vooral toen men er in 1836 in slaagde klein gesneden C. door sterk kneden onder zachte verwarming tot eene massa te vereenigen.Het C. is oplosbaar in ether, die vrij is van alcohol, in de olie [d.i. in liet mengsel van koolwaterstoffen], die hij de droge destillatie van het caoutchouc ontstaat [c aoutchouc-oli e], in sommige koolwaterstoffen, die door gefractionneerde destillatie uit steenkoolteer en uit ruwe petroleum afgescheiden kunnen worden, in gezuiverd terpentijnolie en in zwavelkoolstof. De oplossing ervan in lichte steenkoolteerolie, alsmede die, welke bereide is met de destillatie-produkten van petroleum en solaarolie, die voor het branden in lampen ongeschikt zijn, dienen ook om stukken caoutchouc aan elkander te verbinden; dergelijke voorwerpen behouden echter gedurende geruimen tijd den onaangenamen reuk vau het oplossingsmiddel. Het beste oplossingsmiddel is de zwavelkoolstof; deze vloeistof ontwijkt zeer schielijk door verdamping en laat het caoutchouc in onveranderden reukeloozen toestand achter. Het gewona caoutchouc wordt gebezigd tot het uitwisschen van potloodstrepen, tot het wegnemen van vuil van papier, ter bereiding van platen, draden, snoeren, buizen, ter vervaardiging van waterdichte stoffen, voor verkitsels en tot het bereiden van gevulkaniseerd en verhoornd caoutchouc.

Vulkaniseeren van C. Als men caoutchouc gedurende geruimen tijd in gesmolten zwavel gedompeld laat, heeft er eene soort van cementatie plaats; het caoutchouc neemt zwavel in zich op en wordt daardoor veranderd in eene geelachtige, uiterst veerkrachtige massa, het gevulkaniseerd caoutchouc. Deze stof heeft de volgende eigenschappen. Zij behoudt hare weekheid en elasticiteit zelfs bij eene lage temperatuur, terwijl het gewoon caoutchouc reeds bij d gr. C. hard en stijf wordt. Door de gewone oplossingsmiddelen voor liet caoutchouc wordt zij niet aangetast; terwijl zij eindelijk zeer sterk weerstand biedt aan samendrukking.

De oorspronkelijke wijze van vulkaniseeren bestond hierin, dat dunne platen caoutchouc in gesmolten zwavel, die tot op 120 gr. C. verhit was, gedompeld werden, daarin gedurende 10 a 15 minuten bleven (waardoor het gewicht van het caoutchouc met 10 a 15 percent vermeerderde), vervolgens tusschen cylinders goed doorgekneed en eindelijk nog tot 150 gr. G. verhit werden. Om het effforesceeren van de zwavel, dat soms bij het op deze wijze gevulkaniseerd caoutchouc voorkomt, te verhoeden, heeft men voorgesteld het vulkaniseeren te doen plaats hebben door het caoutchouc tot 100 a 120 gr. C. te verhitten en liet daarna met kermes (rood zwavelantimonium) of met een mengsel van zwavel en zwavelarsenicum samen te kneden. De methode, die men tegenwoordig meestal bij liet vulkaniseeren volgt, is, dat men het caoutchouc in een mengsel van 40 deelen zwavelkoolstof en 1 deel enkelvoudige chloorzwavel dompelt en het daarna in een tot op 21 gr. verwarmde ruimte ophangt,, totdat alle zwavelkoolstof zich vervluchtigd heeft.

Daarna laat men het caoutchouc (ter verwijdering van de niet scheikundig gebonden zwavel) in een oplossing van 500 grammen kaliumhydroxyd in 10 liter water koken, terwijl het produkt ten slotte nog wordt uitgewasschen, totdat het afvloeiend water geen alkalische reactie meer vertoont. De voorwerpen, die gevulkaniseerd moeten worden, worden, vooraf van gewoon caoutchouc vervaardigd, omdat de stukken gevulkaniseerd caoutchouc niet aan elkander kleven en ook niet op de gewone wij/e met behulp van een caoutchonc-oplossing aaneen verbonden kunnen worden. Het gevulkaniseerd caoutchouc wordt gebezigd tot vervaardiging van waterdichte vaten, van flesschen, waarin ether bewaard wordt, van boekdrukkersrollen, van gasleidingsbuizeu, brandspuitslangen, buigzame pijperoeren en sigarenpijpjes, van stootkussens voor spoorwegwaggons, van biljardbanden enz.

Verhoornen van C.

De stof, die men sedert het jaar 18125 onder den naam hoornachtige coutehonc of eboniet kent, is een door Goodyear ontdekte wijziging van liet gevulkaniseerd caoutchouc, die zich onderscheidt door hare bruinachtig zwarte of zwarte kleur, en door een hardheid en een elasticiteit, welke die van hoorn en balein bijna evenaren. Zij is derhalve geschikt voor het vervaardigen van geheel andere voorwerpen dan het gewoon gevulkaniseerd caoutchouc, b.v. voor allerlei soorten van kammen, voor knoppen van parapluies en wandelstokken, ter vervanging van riet en balein, bij het maken van de wandelstokken zelven;ook worden de staatjes, die het scherm van de parapluie uitgespannen houden, en de baleinen van keurslijven van verhoornd caoutchouc vervaardigd ; bovendien maakt men van deze stof ook gebruik ter vervaardiging van penhouders, meshechten, stethoscoopen, op- en inlegbladen voor liet bedekken van meubels, gehoorbuizen, Muiten en andere blaas-instrumenten, driehoeken, linialen en ander teekengereedschap, schrijfpennen enz. enz. liet hoornachtig caoutchouc wordt op een soortgelijke wijze bereid als bet gevulkaniseerde. Het caoutchouc kan eenvoudig door vermeerdering van de toegevoegde hoeveelheid zwavel (op 100 deelen caoutchouc 30 à 00 deelen zwavel), zonder eenig ander toevoegsel, in een hoornachtige stof veranderd worden. Hoe meer zwavel men met het caoutchouc vermengt, des te grooter wordt de hardheid en des te geringer de elasticiteit van deze stof. Men kan liet genoemd doel echter ook bereiken door aan liet gevulkaniseerd caoutchouc vreemde, poedervormige stoffen toe te voegen, die gedeeltelijk dienen om de hardheid van het product te doen toenemen, gedeeltelijk om zijne kleur te wijzigen en een goedkooper mengsel te verkrijgen. He toevoegsels, die de hardheid en de elasticiteit van liet gevulkaniseerd caoutchouc vermeerderen, zijn o.a. gutta-percha en schellak.

Tot de toevoegsels, die eene verandering van kleur en eene vermindering van de produktie-kosten bewerken, behooren o.a.: krijt, poeder van zwaarspaat (natuurlijk baryumsulphaat), barytwit, gips, gebrande magnesia, klei, aardachtige kleurstofFen, zwavelantimoon, zwavellood, zwavelzink, kunstmatig asphalt, enz. Men kan het hoornachtig C. door polijsten een fraaien glans mededeelen.

< >