Gepubliceerd op 17-02-2021

Glycerine

betekenis & definitie

(van het gr. glykeros, zoet), oliezoet, zoet van Scheele, de eenvoudigste driewaardige alcohol, van de samenstelling C3 H8 0;j, en de constitutieformule CH2 OH — CHOH — CH2 OH. G. komt voor, ongeveer tot 8 a 9 procent, in de vetten; G. treedt voorts op als een product der wijngeestige gisting.

De meeste vetten en oliën zijn mengsels van verschillende ethers van dezen alcohol. Zoo is b.v. stearine, dat het hoofdbestanddeel uitmaakt van het schapevet, glyceryltristearaat of tristearine, m. a. w. G. waarin de 3 atomen waterstof van het hydroxyle door het radicaal van stearinezuur (een der vetzuren) vervangen is. In kleine hoeveelheden ontstaat G. bij de alcoholische gisting en daarom is deze stof in wijn aanwezig. In groote hoeveelheid verkrijgt men het als nevenproduct bij de verzeeping van vetten. De vetten worden een geruimen tijd met potasch- of sodaloog gekookt, en evenals ethylacetaat door inwerking van alkaliën ethylalcohol en een acetaat geeft, zoo ontstaan uit de vetten glycerylalcohol en vetzure zouten der alkalimetalen of zeepen.

Men scheidt de gevormde zeep van de oplossing van G. in water door toevoeging van keukenzout, daar zeep in pekel onoplosbaar is. In zuiveren toestand verkrijgt men glycerine door koking van olijfolie en andere vetten met loodoxyde en water; er vormt zich dan onoplosbare loodzeep (diapalm of loodpleister) en een oplossing van glycerine, die men van het opgeloste lood door zwavelwaterstof bevrijdt. Door verdamping wordt de oplossing vervolgens geconcentreerd. Een andere methode om de glyceriden in vetzuren en G. te scheiden, bestaat in het behandelen van de vetten met stoom van een hooge temperatuur; deze wijze van ontleding, die bij de bereiding van stearinezuur in het groot gevolgd wordt, levert zeer zuivere glycerine. Het vet neemt onder die omstandigheden water op, en wordt daardoor ontleed in vetzuur en glycerylalcohol. Zuivere G. is een dikke, kleurlooze vloeistof, die een soortelijk gewicht heeft van 1.28; zij bezit een aangenaam zoeten smaak (vandaar de naam van oliezoet), en is in water en alcohol oplosbaar.

Met waterdamp destilleert G. over zonder ontleed te worden; hetzelfde heeft plaats in een ruimte, waar de lucht verdund is; wordt G. onder den gewonen druk verhit, dan heeft er ontleding plaats, tengevolge waarvan een prikkelende, onaangename reuk ontstaat, dien men ook waarneemt wanneer een vetkaars wordt uitgeblazen (acroleïne). Tegenwoordig gebruikt men veelal een mengsel van G. en water om de gasmeters te vullen, daar dit niet bevriest; ook in de geneeskunde (winterhanden), bij de bereiding van kunstwijn, voor toiletzeepen en haarolie wordt G. gebruikt. Vermengt men klei met G. dan blijft deze plastisch; dierlijke blaas, met G. bevochtigd, wordt niet droog. De G. vormt drie chloriden, chloorhydrinen geheeten; men verkrijgt deze door verhitting van G. met zoutzuur, of door inwerking van phosphorchloride op G. Door vermenging van G. met phosphoruspentoxyde ontstaat een eigenaardige verbinding, die ook aanwezig is in het geel van eieren en die men glycerinphosphorzuur genoemd heeft. Glycerinphosphorzuur gedraagt zich als een tweebasisch zuur en vormt goed kristalliseerende zouten; het baryumzout daarvan is oplosbaar in water, echter onoplosbaar in alcohol.