Gepubliceerd op 14-03-2021

Vetten

betekenis & definitie

stoffen uit het planten- en dierenrijk, die eigenaardig glibberig (vettig) aanvoelen en op papier en op weefsels doorzichtige, bij verwarming of blootstaan aan de lucht niet verdwijnende vlekken (vetvlekken) maken; de V. zijn lichter dan water en lossen hierin niet op, wel in alcohol, ether, zwavelkoolstof, benzine enz.; zij zijn bovendien niet vluchtig. Men onderscheidt vaste vetten (talk, boter enz.) en oliën. Volgens de onderzoekingen van Chevreul (1811) bestaan de V. uit mengsels van verschillende ethers der glycerine (zie ald. en Glyceriden), nl. palmitine, C3 H5 (OC16 H31 0)3, stearine, C3 H5 (OC18 H35 0)3 en oleïne, C3 H5 (OCi8 H33 0)3.

Palmitine en stearine zijn bij gewone temperatuur vast, terwijl het oleïne dan vloeibaar is. De vette oliën bevatten vooral oleïne en hoe meer stearine een vet bevat, des te hooger ligt zijn smeltpunt (hoogstens 60°). In zuiveren toestand zijn V. reuk en smaakloos. Het ranzig worden der V. berust op een gedeeltelijke, door verrottingsfermenten bewerkte ontleding ervan in glycerine en vetzuren. Door alkaliën worden de V. verzeept. Bij de planten komen de V. voornamelijk voor in de zaden, bij de dieren in de celweefsels. Een eigenaardige toestand der V. is de emulsie.