Gepubliceerd op 17-02-2021

Gloeien

betekenis & definitie

gloed, het verschijnsel van lichtuitstraling dat men aan sterk verhitte vaste en dropvormige lichamen waarneemt en dat geheel een gevolg is van die verhitting. Beneden den gloeihittegraad schieten de verwarmde lichamen slechts donkere, d. i. ultraroode warmtestralen uit.

Bij verhoogde verwarming groeit de sterkte der uitstraling, die uit een mengsel van lichtstralen van de meest verschillende breekbaarheid bestaat. Draper verhitte kalk, cokes, vloeispaat en onderscheidene metalen en bevond, dat al deze lichamen bij 525° C. donkerroode stralen tot ongeveer de Fraunhofersche lijn B. begonnen uit te zenden (donker roodgloeiend). Het spectrum van een platinadraad kwam bij 655° C. tot de Fraunhofersche lijn F in het groen, bij 725° C. (helder roodgloeiend) tot een begin van blauw, bij 1170° C. (witgeelgloeiend) strekte het zich even ver uit als het spectrum van het daglicht. Daarboven (1200° C.) treedt zuiver witgloeien op. Hoe hooger derhalve de temperatuur van een lichaam is, des te meer stralen van kortere golflengte komen er voor onder de stralen die van dat lichaam uitgaan. Volgens nieuwere onderzoekingen vertoonen vaste, b.v. metallische lichamen reeds bij omstreeks 400° C. een als grauwe gloed aangeduid zwak lichten; hierbij speelt evenwel de ongelijke subjectieve gevoeligheid van het oog voor de verschillende kleuren een rol.

Verschillende lichamen beginnen eerst dan bij een en dezelfde temperatuur een bepaalde kleur in dezelfde sterkte uit te stralen, wanneer hun absorptievermogen gelijk is, overeenkomstig de wet van Kirchhoff aangaande de spectraal-analyse. Dit vermogen nu is bij alle metalen zeer sterk en hieruit laat zich de door Draper waargenomen overeenstemming verklaren. Wanneer vaste en dropvormige lichamen in hun geheel gloeien, dan blijven hierbij de moleculen chemisch onveranderd en men kan aannemen dat de geheele werking van het gloeien het voortgezette spectrum is. Ditzelfde vindt ook plaats in de gewone koolwaterstofvlam onzef kaarsen, olie- en gaslampen, in welke de ih gloed geraakte vaste kooldeeltjes licht af geven (zie Vlam). Bij hoogere temperaturen treedt dissociatie in, waarbij de optredende eenvoudige gassen de vlam kenmerkend kleuren en, al naar hun materieele verscheidenheid, eigendommelijke lijnenspectra geven (zie Spectraalanalyse). De electrische lichtverschijnselen berusten slechts gedeeltelijk op een verhitting der betreffende lichamen door den electrischen stroom (zie ook Booglicht, Gloeilicht, Gasgloeilicht).

< >