Gepubliceerd op 17-02-2021

Glarus

betekenis & definitie

1) Kanton van Zwitserland, naar de historische rangorde het 7de, naar zijn vlakte-inhoud het 16de, en naar zijn inwonerstal het 20ste, grenst ten o. en n. aan St. Gallen, ten z. aan Graubünden, ten w. aan Uri en Schwyz, en beslaat een oppervlakte van 691 km.2 Het kanton bestaat uit een omstreeks 45 km. lang, in het n. open dal, in het w., z. en o. omsloten door hooge, rotsige, ten deele vergletscherde bergmassa’s, In het w. verheft zich de Glarnischketen, met den 2715 m. hoogen Ortstock, den 2921 m. hoogen Glarnisch en den 2284 m. hoogen Wiggis; de zuidrand wordt gevormd door den hoofdkam der Glarner Alpen, met den Tödi (3623 m.), den Bifertenstock (3246 m.), den Hausstock (3156 m.), en den Sardona- of Saurenstock (3056 m.), van welke zich noordwaarts het rotsige midden-Alpengebied van den Spitsmeilen (2442 m.) en den Mürtschenstock (2442 m.) uitstrekt, dat tot aan het Walenmeer reikt.

Geheel G. behoort tot het gebied van den Rijn. De hoofdrivier is de Linth (zie Limmat). Het kanton telde in 1880: 34.213, in 1888: 33.825, in 1900: 32.297 inw. (15.006 mannen, 17.291 vrouwen), w.o. ruim 24.000 evangelischen en ruim 8000 r.-katholieken, en naar de moedertaal ruim 31.000 Duitschers. Het aantal levendgeboorten bedroeg in 1899: 740, der huwelijken 225, der sterfgevallen 540, Het kanton telt 28 gemeenten.

Hoofdmiddelen van bestaan zijn landbouwnijverheid, bergbouw (tafelschiefer), industrie (katoen-, wol- en zijde-industrie) en handel. Het voornaamste middel van verkeer is de spoorlijn Linththal—Glarus—Zürich der zwitsersche noordoostbaan, waaraan zich bij de stad G. de lijn Glarus—Weesen—Walenstadt en bij Schwanden de postweg van het Kleinthal aansluiten; met zijn westelijke, zuidelijke en oostelijke naburen staat het kanton slechts door hooge, onberijdbare passen (Pragel-, Panixer-, Segnespas) in gemeenschap; over den Klausenpas is een postweg aangelegd, in 1900 voltooid, een dergelijke weg over den Pragelpas is in aanbouw. De voornaamste plaatsen zijn, behalve de gelijknamige hoofdplaats (zie beneden): Linththal (1896 inw.), Elm (914 inw.) en Engi (1166 inw.) in het Kleinthal, Schwanden (2400 inw.) aan de vereeniging van het Klein- en het Gross- of Linththal, Ennenda (2497 inw.), tegenover de hoofdstad, Netstal (2010 inw.), Mollis (1915 inw.) en Nafels (2557 inw.).

De constitutie van het kanton G. is zuiver demokratisch; de Landesgemeinde of de gemeenschap aller stemgerechtigden, die telken jare in Mei in de open lucht vergaderen, vormt de wetgevende macht, welke een Landraad van 1 lid op de 500 inwoners van advies en voorlichting dient; uitvoerende macht is de door de Landesgemeinde te kiezen Regeeringsraad (7 leden). De regeerings-president, die tevens de Landesgemeinde presideert, voert den titel van Landammann, de vice-president dien van Landesstatthalter; beider ambtsduur bedraagt 3 jaar. Elke gemeente heeft een gemeenteraad, van 3 tot 13 leden. De Landesgemeinde van G. was de eerste volksvertegenwoordiging in Europa die een stuk sociale wetgeving aannam. In 1899 bedroegen de inkomsten van het kanton 1.003.214 francs, de uitgaven 1.011.180 fr., de staatsschuld 210.000 fr., de directe belastingen brachten op 929.345 fr., de indirecte 131.941 fr., tezamen 32.76 fr. per hoofd over de geheele bevolking. Het wapen van G. vertoont een in het zwart gekleeden pelgrim (St. Fridolin) op een rood veld.

Het lager onderwijs (7 jaar dagschool en 2 jaar herhalingsschool, 1 maal per week) is verplicht; in 1899 bestonden 30 lagere scholen met 91 onderwijzers en 4830 leerlingen, 11 middelbare scholen met 437 leerlingen, en te G. een gymnasium met 173 leerlingen. Bij de rekruten-examens van 1900 nam G. onder de zwitsersche kantons den 10den rang in. De aangelegenheden der hervormde kerk worden door een synode geregeld, de r.-kath. staan onder het bisdom Chur.

Geschiedenis Ten tijde der Romeinen behoorde G. tot Rhaetië; in de 5de eeuw vestigden er zich Alamannen; naar men wil door den H. Fridolin voor het christendom gewonnen kwam het land reeds vroeg in het bezit van het klooster Sackingen, dat in de 13de eeuw onder voogdij van de Habsburgers kwam; ontevreden met het bestuur van dit huis sloot G. zich in 1352 na de overwinning op het Rautiveld bij Nafels bij het eedgenootschap aan, die het echter eerst in 1450 als volberechtigd lid van den Bond erkende. G. werd door Zwingli (1528—30) voor een goed deel voor de hervorming gewonnen; het splitste zich wel niet in halfkantons, doch in 1683 werd voor protestanten en r.-kath. een afzonderlijk recht ingevoerd, hetgeen veelvuldig oneenigheid en geschil veroorzaakte. Bij de omverwerping van het oude eedgenootschap in 1798 verloor G. zijn zelfstandigheid en werd bij de Helvetische republiek gevoegd. Door de mediatie van 1803 kreeg het echter zijn zelfbestuur terug, doch het verloor Werdenburg, dat met het nieuwe kanton St. Gallen werd vereenigd.

De politieke scheiding der geloofsbelijdenissen bleef tot op de grondwetsherziening van 1887 gehandhaafd. In den Sonderbondsoorlog stond G. aan de zijde der eedgenooten.

2) Glarus, vlek, hoofdplaats van het kanton G., in een bekoorlijken dalketel, aan den voet van den Vorder-Glarnisch (2331 m.), den Bchildberg (2286 m.) en den Wiggis (2284 m.), en aan de spoorlijnen Linththal—Zürich en G.—Weesen (8 km.), op den linkeroever van de Linth, waarover hier 3 ijzeren bruggen zijn gebouwd, telde in 1900 met het tot dezelfde gemeente behoorende dorp Itiedern 4896 inw. (tegen 5357 in 1888); na den grooten brand van 10—11 Mei 1861 zijn tal van nieuwe gebouwen ontstaan, als een kerk met drie torens^ die door beide confessies om beurten wordt gebruikt, het regeeringsgebouw, het postkantoor, het gymnasium, het kantonnale ziekenhuis, enz.; G. heeft verder een archief, een kantonnale bibliotheek, een kabinet van naturaliën met een interessante verzameling versteeningen, een schilderijenverzameling, een openbaar park. Handel en industrie vormen de hoofdmiddelen van bestaan. G. heeft een grootsche omgeving, de enorme wanden van de bovengenoemde bergen rijzen grauw en kaal uit het frissche groen van de dalzool en der voorbergen op; op den zuidelijken achtergrond verheffen zich de vergletscherde Hausstock (3156 m.), de Vrijbergen met den 2797 m. hoogen Karpf en de Ruchi (3106 m.).

< >