Gepubliceerd op 14-03-2021

Gerrit wildeboer

betekenis & definitie

nederl. godgeleerde, geb. 1855 te Amsterdam, studeerde te Leiden (onder Kuenen, Scholten, Tiele, Acquoy, Oort, Land, J)e Goeje), 1880 predikant te Heilo, 1884 hoogl. aan de universiteit te Groningen, waar hij onderwijs geeft in uitlegging des Ouden Verbonds, israëlietische letterkunde en godsdienst van Israël; schreef: De waarde der Syrische Evangeliën van Cureton (1880), Het ontstaan van den Kanon des Ouden Verbonds (3de dr. 1900, in het fransch, duitsch en engelsch vertaald), De letterkunde des O. V. naar de tijdsorde van haar ontstaan (3de dr. 1903, in het duitsch vertaald), Karakter en beginselen van het historisch-kritisch onderzoek des O. V. (1897), Jahvedienst en Volksreligie (1898, in het fransch en duitsch vertaald), commentaren op Spreuken, Prediker en Esilier in Marti’s Kurzer Handkommentar zum A.

T. (1897/98), vele artikelen in binnenen buitenl. vaktijdschriften, „Tijdschrift voor Strafrecht”, „Onze Eeuw”, enz. W. is lid van de Kon. Academie van Wetenschappen, enz. en ridder in de orde v. d. Ned. Leeuw.

< >