geb. 27 April 1856 te ?s Gravenhage, trad 1872 als vrijwilliger in dienst bij het Instructiebataljon te Kampen en werd 1877 benoemd tot 2e luitenant bij het 4e reg. infanterie. Gedurende 2 jaren was hij onderwijzer bij den hoofdcursus te Kampen en gedurende 8 jaren bij de Kon.
Mil. Academie. Van 1882 tot 1885 volgde hij de studiën aan de 2de afdeeling der krijgsschool en werd 1894 bij keuze bevorderd tot kapitein van den generalen staf, en als zoodanig toegevoegd aan den chef van dien staf. Toen in 1899 de vredesconferentie te ’s Gravenhage bijeenkwam, werd hij aangewezen om te fungeeren als secretaris der conferentie. In 1902 bij keuze bevorderd tot majoor bij een regiment infanterie, werd hem spoedig daarna, in verband met zijne benoeming tot directeur-generaal der posterijen enz., een eervol ontslag uit den militairen dienst verleend. Op 1 Dec. 1902 trad de nieuwe directeur-generaal in functie, waarin hij sedert een ongeëvenaarde werkkracht ontwikkelde. Allereerst regelde hij de werkzaamheden voor het hoofdbestuur op nieuwen grondslag, door het in leven roepen van nieuwe afdeelingen en splitsing van arbeid, zoomede door ontheffing van de beide hoofdinspecteurs van de mede door hen vervulde functie van chef eener afdeeling aan het hoofdbestuur. Een enquête opende de oogen voor tal van misstanden, die sedert zijn opgeruimd. Ook als auteur maakte P. zich verdienstelijk. Een door hem, in samenwerking met kapitein Hoogeboom, bewerkt Leerboek der taktiek, dat van veel studie en goed taktisch inzicht getuigt, trok zelfs de aandacht van het buitenland, terwijl menig artikel van zijne hand in „De Militaire Spectator”, van welk tijdschrift hij van 1894 tot het eind van 1902 als hoofdredacteur optrad, bewijzen gaf van de vaardigheid zijner pen en van zijn scherp verstand. P.’s verdiensten werden erkend door vele decoraties, zoowel nederl. als buitenlandsche.