de bevelhebber eener troepenafdeeling benevens de niet bij eene onderafdeeling ingedeelde personen. Tot den staf van een bataljon infanterie bijv. behooren op voet van oorlog de bat.-commandant, de luit.-adjudant, 2 officieren van gezondheid, de luit.-kwartierm.; voorts 1 adj.-onderoff., 1 geweerm., 1 kleerm., 1 schoenm., 1 serg. of korp.-tamboer en 1 serg.-wagenmeester en facteur (kleine staf).
Generale S. is een korps officieren, bestemd om de taak van het leger voor te bereiden en den aanvoerder van het leger en den aanvoerder van belangrijke onderdeelen daarvan te steunen. Tot de voorbereidende werkzaamheden behooren o. a. het regelen der mobilisatie, het ontwerpen van plannen voor de verdediging, het verzamelen van gegevens omtrent vreemde legers. Het steunen van den bevelh. bestaat o. m. in het verschaffen van inlichtingen omtrent het vijandelijke leger, zoowel op grond van gegevens reeds in tijd van vrede verzameld, als verkregen door het ziften van ingekomen berichten en het verbeteren en verduidelijken daarvan door het doen va,n verkenningen. Voorts in het omwerken van de voornemens en plannen van den bevelh. in bevelen voor de verschillende onderdeelen. De tot den Gen. Staf behoorende officieren zijn werkzaam gedeeltelijk rechtstreeks onder de bevelen van den chef van den Gen. Staf (die in tijd van oorlog tevens chef van den Staf van het Hoofdkwartier is), gedeeltelijk als chef of sous-chef van den staf der divisiën of stellingen.
De chef van den Staf zoowel bij het hoofd! kwartier als bij de onderafdeelingen is mede verantwoordelijk voor de leiding der operatiën en treedt bij ontstentenis van den bevelhebber op als diens plaatsvervanger.
Groote S. Hiertoe behooren de officieren van het militair huis der Koningin, de bevelhebbers i der verschillende verdedigingsliniën en de in[ specteur van het militair onderwijs.
Plaatselijke S. De plaatselijke commandanten en pl. adjudanten, belast met het bevel over i het garnizoen en het toezicht op den garniz. i dienst.
Provinciale S. De provinciale adjudanten, luit.-kol., majoor of kapitein, o. a. belast met ; de indeeling der lotelingen der militie.
