leversteenen (Cholelithi), eigenaardige concrementen van allerlei vorm en grootte, die zich niet zelden hetzij in de galblaas of in de galbuis vormen en meer of minder gevaarlijke ziektetoestanden kunnen doen ontstaan. Hun aantal wisselt van één tot meerdere honderden, hun grootte van die eener zandkorrel tot die van een hoenderei, terwijl ook nog grootere zijn waargenomen. Soms hebben zij een kogel- of eironde, soms hoekige en door wederzijdsche wrijving gefacetteerde gedaante: hun oppervlakte is dikwijls glad, soms ruw: gewoonlijk zijn zij bruin, zwartachtig groen of grijs van kleur. Zij bestaan wat hun bouw betreft nu eens uit een gelijksoortige massa, dan weer uit verschillende rondom een inwendige, harde kern gegroepeerde lagen. Hun hoofdbestanddeelen zijn meestal choleristine (galvet) en galkleurstoffen, vermengd met een weinig koolzure kalk; echter komen ook G. voor, die bijna geheel uit kalkzouten of uit kleurstoffen bestaan. Omtrent de oorzaken der galsteenziekte (choleJithiusis) is nog weinig met zekerheid bekend : waarschijnlijk spelen bij het ontstaan van G. chronische katarrhen der galblaas een belangrijke rol, dewijl het daarbij afgescheiden slijm ontledend en ontbindend op de stagneerende gal inwerkt, uitscheiding van choleristine veroorzaakt en deze vervolgens te gelijk met gal kleurstof rondom kleine vastere slijmklompjes neerslaat, waardoor gaandeweg grooter wordende concrementen ontstaan. In sommige streken (Zwaben, Engeland, Hongarije) komt de galsteenziekte opvallend veelvuldig voor; zij treedt veel vaker bij vrouwen op dan bij mannen, en bij kinderen en jongelieden weer veel zeldzamer dan bij menschen van middelbaren of gevorderden leeftijd. Zittende levenswijze, overmatige insnoering van het bovenlichaam, overwegend dierlijk voedsel, veelvuldig gebruik van alcoholische dranken worden als de aanleidende oorzaken van deze ziekte aangemerkt; echter komt zij ook tamelijk veelvuldig voor bij personen, die zich aan geen der genoemde schadelijkheden hebben blootgesteld. In vele gevallen veroorzaakt het aanwezig zijn van G. in de galblaas of in de galbuizen van de lever gedurende het geheele leven van den patiënt geenerlei ongemak, zoodat deze zich zelfs in het geheel niet bewust is van zijn kwaal: dikwijls worden bij secties in de galblaas tal van G. gevonden, zonder dat de overledene ooit over verschijnselen, die op galblaasziekte duidden, had geklaagd. In andere gevallen klagen de zieken slechts over onbepaalde, onbeduidende ongemakken, over lichte pijnen of een onbestemd gevoel van drukking in de levenstreek, lichte spijsverteringsstoornissen, enz. Wanneer evenwel een galsteen in de galblaasbuis of in de galbuis geraakt en zich hier inklemt, zoo kunnen de heftigste, niet zelden een onmacht veroorzakende pijnen optreden. Deze pijnen (galsteenkoliek, galkoliek, leverkoliek) komen gewoonlijk plotseling en geheel onverwacht op, zijn licht met maagkrampen te verwarren en kunnen een ondraaglijke hoogte bereiken. De zieken klagen in deze gevallen over heftige borende, brandende of stekende pijnen in de lever- en maagstreek, die van hier naar den navel, den rechterschouder en den rug opklimmen en gewoonlijk vergezeld gaan van onpasselijkheid en veelvuldig braken; bovendien wordt de pols zwak, de huid kil en bleek, het koude zweet breekt uit en de lijder valt niet zelden m onmacht. Na verloop van eenige uren of uiterlijk des anderen daags beginnen de pijnen te verminderen, en is eindelijk de ingeklemde steen losgeraakt en in den darm getreden, zoo houden zij plotseling geheel op en de lijder gevoelt zich eensklaps weer volkomen wel. De geschetste koliekaanvallen kunnen dagelijks en zelfs meermalen per dag optreden; er kunnen echter ook weken en maanden tussehen de afzonderlijke aanvallen verloopen. De tijdens of onmiddellijk na een aanval ontlaste diekstoffen bevatten meestal een grooter of kleiner aantal G. Blijft een galsteen lang in de galblaasbuis steken, zoo wordt de gal verhinderd in den darm te treden; zij hoopt zich dan in de lever op, wordt in het bloed opgenomen, en dringt hiermede in de weefsels van het lichaam door; de huid neemt daardoor een gele tot citroengele kleur aan, welke kleur het eerst en het duidelijkst aan het wit van het oog is waar te nemen (zie Geelzucht). Bij een voortdurend steken blijven van den steen in de galblaasbuis kan behalve geelzucht ook opzwelling van de lever en opzetting van de galblaas of ontsteking en zelfs doorboring van deze laatste intreden: in het laatste geval veroorzaakt de in de buikholte uitgestorte gal een meestal doodelijke buikvlies-ontsteking. Slechts zelden echter neemt de ziekte dit beloop. Ten aanzien van de behandeling der galsteenkoliek verdient, gedurende den aanval zelf, toediening van opium, beter nog van morphine, eventueel door onderhuidsche inspuiting, de meeste aanbeveling, daar hierdoor niet slechts de vreeselijke onuitstaanbare pijnen het spoedigst worden verzacht, maar ook door de intredende verslapping van de galblaasbuis de doorschuiving van den steen naar den darm krachtig wordt bevorderd. Daarnevens bewijzen warme omslagen op de leverstreek of een warm bad van eenigen duur goede diensten. Soms heeft ook het drinken van een oplossing van dubbelkoolzure natron in warm water of van groote giften olijfolie een goede uitwerking. Tegen het overmatig braken zijn ijspillen, selterswater en champagne, tegen aanvallen van onmacht wijn, ether en sterke koffie de beste middelen. Is de koliekaanval voorbij, zoo moet allereerst getracht worden de in den darm geraakte steenen daaruit te verwijderen, waartoe eenige lepels ricinus-olie moeten toegediend of klysteren moeten aangewend. De arts moet voorts zoo mogelijk een herhaling van den aanval verhoeden, waartoe in de eerste plaats sommige minerale wateren, inzonderheid die van Karlsbad, Neuenahr,Viehy,Marienbad, Kissingen,ten dienste staan. De werkzaamheid dezer wateren tegen galsteenziekte berust waarschijnlijk hierop, dat zij de galafscheiding sterk bevorderen, waardoor de kans grooter wordt dat de steen uit de buis in den darm wordt geschoven Daarnevens moeten de zieken voor een licht verteerbaar dieet, matig vleesch-en een zoo gering mogelijk alcoholgebruik, vermijding van sterk gekruide en scherp-zure spijzen, en voor regelmatigen stoelgang zorgdragen; excessen van welken aard ook zijn ten strengste te vermijden. Bij zeer hardnekkige gevallen van galsteenkoliek en bij zware ontsteking der galblaas moet dikwijls worden overgegaan tot operatieve opening (cholecystotomie) der galblaas of tot soortgelijke operaties (cholecystektomie), geheele wegneming, (choleeystenterostomie, operatieve verbinding van de galblaas met den darm), teneinde zoodoende den dood door geelzucht te verhoeden. Literatuur: Kehr, Anleitung zur Erkennung der Diagnostik der einzelnen Formen der Gallensteinkrankheit (Berlijn 1899), Joh. Miiller, Die GallensteinkrankJie.it und ilire Behandlung (Wurzburg 1900).
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk