gewoonlijk Bad Ems genoemd, stad en badplaats in den kreits, Unterlohn, van het pruis. regeeringsdistrict Wiesbaden, in een .schilderachtig, diep ingesneden en door woudrijke bergen en heuvelen afgezet dal, door hetwelk de rivier de Lahn loopt, 13 km. van de monding dezer rivier in den Rijn, telde in 1900 : 6194 inw , heeft drie evangelische kerken, waaronder de romaansche Kaiser-Wilhelm-Kirche (1899 voltooid, gebouwd door Siebold), een r.-kath. parochiekerk, een reaalprogymnasium, in de omgeving lood- en zilvermijnen, metaalsmelterijen, kalkbranderijen, steenbakkerijen, kurhaus; voorts talrijke bronnen, wier water aangewend wordt bij chronische zenuwziekten, kwalen van de ademhalingsorganen, der lever, der maag, van den darm, de waterblaas enz., verder tegen vrouwenziekten, jicht, rheumatisme enz, het aantal vreemde bezoekers uit het buitenland bedroeg in 1900: 25.104, waarvan 11.485 eigenlijke kuurgasten. (5LI nederlanders).
E., reeds ten tijde der Romeinen bekend, als blijkt uit de vondst van allerlei oudheden en uit overblijfselen van een kasteel (in 1894 opgegraven), wordt in 1172 het eerst vermeld als badplaats met warme baden; nu vele eeuwen lang onder gemeenschappelijk bestuur van Hessen-Darmstadt en Nassau te hebben gestaan, kwam het in 1803 geheel aan Nassau en m 1866 aan Pruisen. In de geschiedenis is het bekend door de Emser punctatie (naam van de op 25 Aug. 1786 onderteekende 23 besluiten van het congres van Eins, ter handhaving van de rechten van het duitsehe episcopaat tegenover den heiligen Stoel), en door het onderhoud van koning Wilhelm van Pruisen met den franschen gezant Benedetti op 13 Juli 1870, ter herinnering waaraan in den tuin van het kurhaus een marmeren zerk werd gelegd.
Literatuur: Hess, Zur Geschichte der Stadt E. (dl. 1, Ems 1895), Reuter, Bad Ems und seine Heilmittel (Ems 1901), Griebens Reisebiicher: Bad Ems und das Lahnthal (Berl. 1901).