Gepubliceerd op 20-01-2021

Druïden

betekenis & definitie

Naam der priesters bij de keltische volkeren, in het oude Gallië en in Brittannië de naast den ridderlijken adel heerschende priesterstand. Zij vormden geene eigenlijke priesterkaste uit een bepaald aantal familiën, maar waren een gesloten, uit verscheiden klassen of graden bestaande corporatie met een voor zijn leven gekozen opperpriester a/h hoofd; daar zij den voornaamsten stand in den Staat uitmaakte en van alle staatslasten vrij was, zochten vele jongelieden zelfs van de eerst adellijke familiën in die vereeniging opgenomen te worden. Hoewel de D. niet afgezonderd van het volk leefden, leidden zij toch een ernstig, ingetogen leven, en om zich te onderscheiden, droegen zij een ordekleeding, bestaande in een kort, van voren gesloten onderkleed met nauwe mouwen, benevens een mantel. Zij waren de priesters en leeraars des volks in goddelijke en menschelijke zaken, beslisten de twisten tusschen bijzondere personen en geheele staten, waren artsen en profeten en in ’t algemeen de leiders van het geheele geestelijke leven des volks. Zij stonden bij het volk hoog in aanzien en hadden een grooten invloed op de openbare en bijzondere aangelegenheden; hij die door hen wegens misdaad of verzet tegen de wet in den ban gedaan was. was bij het geheele volk uitgesloten. Eens in het jaar op een bepaalden tijd hielden zij in het land der Carnuten, dat, naar men geloofde, in het midden van geheel Gallië lag, in een gewijd oord, zitting, waar zij dan tussehen de twistende partijen, die uit al de districten bijeen waren gekomen, recht spraken. Hunne wetenschap was eene geheime, die op zinnebeeldige, allegorische wijze onderwezen werd en niet in schrift mocht worden gebracht. De nieuwelingen hadden dikwijls 20 jaren noodig, voordat zij volkomen ingewijd waren. Behalve de geheele godsdienstleer, leerden zij zedekunde en rechtsgeleerdheid, wis-, sterre- en natuurkunde,genees- en voorzeggingskunst, alles in ruime mate met mystiek bijgeloof vermengd. De hoofdzetel dezer Druïdenleer was Britannië (bepaaldelijk het eiland Mona) en van daar zou zij naar Gallië gekomen zijn. Bij de uitoefening van haren eeredienst, die voornamelijk in heilige eikenwouden op eenzame bergen en eilanden verricht werd, werden zelfs menschenoffers gebracht. Toen Cesar in Gallië kwam, waren de Druïden nog in het volle bezit van hunne eer en hun aanzien; maarzoodradoorromeinschen invloed de oude nationale godsdienst der kelten verdrongen werd, ging ook met hun staatkundigen invloed het priesterlijk aanzien der Druïden verloren. Door keizer Claudius werd de Druïdengodsdienst geheel en al verboden. Sedert trokken zij zich uit het openbare leven in hunne scholen terug, en bleven nog in ’t geheim door voorzeggingen enz. onder het volk werkzaam, tot in de latere christelijke tijden. Ook worden Druïdenvrouwen, Druïdades of Druïdes, vermeld, doch men heeft geen nauwkeurige kennis omtrent haar verhouding tot de D.; zij hielden zich voornamelijk met waarzeggen bezig.

< >