Gepubliceerd op 20-01-2021

Dokkum

betekenis & definitie

of Dockum. Gemeente in Friesland (arrond. Leeuwarden), is ongeveer 32½ bunder groot, welke oppervlakte zoo goed als geheel wordt ingenomen door de stad Dokkum, met in 1899: 4099 inw.; kiesdistrict zie volgend artikel; personeele belasting 8ste klasse.

De stad D., noordelijkste stad van Nederland, aan de Ee, aan de Woudvaart en aan het Dokkumerdiep, 19 km. n.o. van Leeuward., ontstond aan een inham v/d Lauwerzee, waarvan zij nu door aanslibbing ongeveer 2 uren verwijderd is, doch waarmee ze door het Dokkumerdiep nog in gemeenschap staat; zij is door grachten enz. omgeven en heeft een levendig scheepvaartverkeer, langs het Dokkumerdiep ter zee, en langs de Ee en de Woudvaart met Leeuwarden, Groningen, enz.; met handel vormt dit het hoofdmiddel van bestaan, terwijl er ook klein-industrie is; het voornaamste deel der stad (Diepswal, Zuipmarkt, Dijk, Vleeschmarkt) strekt zich langs bovengenoemd diep uit; van het diep voert de Hoogstraat, een der hoofdstraten, naar de Markt; de stad heeft een aantal kerken (herv. enkath., enz.), waaronder de herv. Groote of Maartenskerk, die in 1589 in haar tegenw. gedaante werd verbouwd, de voorn. is; - verder een fraai stadhuis met toren en klokkenspel (in welks spel men voorheen de klacht Arm Dokkum! meende te hooren), en merkwaardige raadzaal met fraai geschilderde zinnebeeldige tooneelen, in 1763 door D Reijnes geschilderd; voorts een fraaie waag. Er is een kantongerecht, welks rechtsgebied zich uitstrekt over de gem. Ameland, Dantumadeel, Dokkum, Kollumerland, Oostdongeradeel, Schiermonnikoog, Westdongeradeel, welke te zamen het 3de kanton van het arrond. Leeuwarden uitmaken; D. is voorts hoofdplaats van het arrond. Dokkum (Dokkum, Kollumerland, Oostdongeradeel, Schiermonnikoog, Westdongeradeel) der derde inspectie Lager onderwijs, district Leeuwarden. St. Laurentius-gasthuis, opgericht 1840, waarin een 8-tal bejaarde kath leden der gemeente verzorging vinden; St. Bonifacius-bron, beêvaartsplaats ter eere van den H. Bonifacius. D., na Stavoren de oudste der friesche steden, wordt in de oudste oorkonden Doecinga en Dockynchirica genaamd; in 754 werd hier aartsbisschop Bonifacius met 53 der zijnen door een menigte heidensche Friezen om het leven gebracht; in Mei 1318 sloot D. een verdrag met Groningen; in 1399 werd het door de Hollanders onder graaf Aalbrecht van Beieren ingenomen, omstreeks 1414 door de Vetkoopers verwoest, in 1419 door de Schieringers herbouwd, in 1515 door de Gelderschen en het volgend jaar door de Bourgondiërs veroverd, in 1517 door de Gelderschen belegerd, in 1523 door troepen van Karel V onder Jan van Wassenaar bezet, 28 Aug. 1672 door de Spanjaarden geplunderd in 1580 door de Staatschen onder graaf van Hohenlohe vermeesterd ; later wordt het weinig meer in de geschiedenis genoemd; sinds het midden der 19de eeuw ging het getal inw. met eenige honderden achteruit (1860 : 4409 inw.)