Gepubliceerd op 20-01-2021

Constantine

betekenis & definitie

1) Departement der fransche kolonie Algerië (zie aldaar, dl. I pag. 2675), 191,527¼ km.2 groot, 1.874.600 inw.

2) Hoofdstad van bet departement en van het arrondissement C. (30 gemeenten, 460,000 inw.), 439 km. van Algiers, op een aan drie zijden loodrecht neervallend en door de rivier Rummel omsloten kalkplateau van 665 M. hoogte, dat slechts aan de z.w.zijde door een natuurlijken aarddam met de de stad omgevende bergen is verbonden; C. telt 47,800 inw., w.o. 18,000 franschen, is zetel van het departementaal bestuur, v. een bisschop, van verschillende rechterlijke colleges, enz.; heeft een r.-kath. kerk (voorheen een moskee) , een prot. kerk, een synagoge, een arabisch-fransch college, en allerlei instellingen van onderwijs voor kinderen van arabieren en franschen, verder een museum van oudheden, een schouwburg enz. Het noordelijk deel der stad wordt ingenomen door de citadel of Kasbah en de kazernen; onmiddellijk hierop volgt de europeesche wijk, in het centrum wonen de Mzabieten, in het z. de arabieren, in het o., in een doolhof van stegen, de Israëlieten; door den aanleg van nieuwe straten, regeeringsgebouwen, villa’s enz. wordt de ongegoede bevolking steeds meer in de vlakte gedrongen. De bevolking drijft handel in koren, meel, wol, zijde, leer, vruchten en wijn. De stad ligt op de grens van het vruchtbare noordelijk en onvruchtbare zuidelijk deel der provincie. Rondom en in C. vele overblijfselen van romeinsche bouwwerken. Vroeger stond de zuidoostzijde der stad door een schoone, in drie etages over de 120 meter diepe kloof van de Rummel voerende brug in gemeenschap met de tegenoverliggende hoogte Mansurah; deze oude door de Romeinen gebouwde brug stortte 9 Juni 1857 in en werd door de Franschen door een nieuw prachtig bouwwerk vervangen. Ten oosten der stad, in den berg Thaya, een der meest grootsche druipsteenholen. — De stad C., reeds in de oudheid, tengevolge harer ligging, die haar onneembaar maakte, een belangrijke plaats in Numidië (punisch Carta of Kirtha, bij de Romeinen Cirta), was een geruimen tijd residentie der koningen van Numidië; onder Micipsa vooral kwam zij tot grooten bloei; onder de Romeinen begon zij te vervallen; Julius Cesar schonk een deel van haar gebied aan zijn partijganger Sittius, die een römeinsche kolonie daarop stichtte; hiernaar kreeg de stad den bijnaam Cirta Sittianorum; in de oorlogen van Maxentius tegen Alexander werd zij in 311 verwoest; zij werd onder Constantijn den Groote herbouwd en sterk bevestigd, en kreeg toen den naam Constantina; nog in de 12lle eeuw wordt zij als een bloeiende stad geschilderd, in welke kooplieden van Pisa, Genua en Venetië handelskantoren hadden; later deelde zij in de lotgevallen van Algerië; zij was de zetel van een eigen bei, waarvan de laatste, Achmed, nog na den val van Algiers tegen de Franschen onder Clausel stand hield, tot de stadten slotte 13 Oct. 1837 door maarschalk Valée werd veroverd.

< >