Gepubliceerd op 20-01-2021

Chalcedon

betekenis & definitie

Een kiezelaardig mineraal van grijze, blauwe, gele of bruine kleur, gewoonlijk doorschijnend, vaak echter ook met gestreepte, wolksgewijze en andere kleurteekeningen en meerendeels in knolachtige, nier- en dropvormige gedaanten voorkomende. De naam zou ontleend zijn aan de stad C. in Bithynie, aan den ingang van den Bosporus, in wier nabijheid men dit mineraal in de oudheid vond, hoewel het ook uit Arabië en Egypte werd aangebracht.

Thans verkrijgt men het van Ijsland, Siberië, Zevenburgen en Uruguay. Het C. bestaat werkelijk uit kiezelzuur en is derhalve een kwarts en voorts tevens een hoofdbestanddeel van het agaat. De verschillende natuurlijke kleuren, die een gevolg zijn van verschillende in het mineraal voorkomende metaaloxyden, gaven aanleiding tot het vaststellen der volgende C.-variëteiten: de gewone grijze C; de heli stroop met donker grijze, de chrysopas met lichtgroene, de karneool met roode, het plasma met lichtgroene, den agaat met bonte kleurteekeningen, den onyx met melkwitte en donkerbruine strepen, den chalcedonyx met witte en grauwe strepen, den sarder met bruinroode, den sardonyx met afwisselend bruinroode en witte strepen, den karneoloyx met afwisselend bloedroode en witte strepen. Kunstmatig kunnen het C. evenzoo verschillende kleuren worden bijgebracht; van zoodanig gekleurde steenen, heeten die welke met mangaanoxyde zwarte boomvormige figuren vertoonen mokkasteenen of mosagaat; deze worden hoofdzakelijk uit Californië en Nevada in den handel gebracht. De C. wordt verwerkt tot allerlei siervoorwerpen, knoppen van wandelstokken, ringen, broches en dergelijke.

< >