De Vleeschetende, Verscheurende of Roofdieren. Orde van Zoogdieren, wier leden zich uitsluitend of grootendeels met het vleesch van andere gewervelde die- ren voeden; hoewel ook onder de andere afdeelingen van liet dierenrijk dieren zijn die zich met andere dieren voeden (insecteneters, walvischachtigen, vlederniuizen, halfapen), vormen de ware verscheurende dieren zoowel door maaksel als levenswijze een geheel natuurlijke groep, die ten opzichte van de ontwikkeling der hersenen en daarmee saamgaande psychische eigenschappen onmiddellijk op de apen volgen.
Met uitzondering van enkele zeehonden hebben alle C. 6 snijtanden, die gewoonlijk klein en beitelvormig zijn en dicht bijeenstaan; de bij allen aanwezige hoektanden zijn groot, kegel vormig, spits en eenigszins gebogen, en vormen krachtige aanvalswapenen. De in verschillend aantal aanwezige kiezen hebben een scherper kroon naarmate het dier zich meer uitsluitend met vleesch voedt; op de valsche kiezen volgt een groote kies met verscheidene spitsen, die den naam van scheurkies draagt; daarachter staan nog minder puntige en gewoonlijk kleinere kiezen, die meer tot vermaling van het voedsel dienen, en daarom maaltanden heeten. Het geheele stelsel vormt een krachtig gebit, waaraan zoowel de inrichting van het kaakgewricht als de spieren die de onderkaak bewegen, beantwoorden. 'De kaak kan echter alleen met kracht opgetild en neergedrukt worden, terwijl een voor- en achterwaartsche beweging, gelijk bij den mensch, by de apen en vooral bij de knaagdieren mogelijk is, niet kan plaats hebben. Het maaksel der ledematen is geheel in overeenstemming met de levenswijze; sleutelbeenderen zijn niet of slechts rudimentair aanwezig; de beenderen van den voorpoot zijn weinig bewegelijk en meest zoodanig over elkaar geplaatst, dat de hand in een voortdurende stand van vooroverbuiging is; in de achterpooten zijn ook de heide beenderen van het benedenbeen gescheiden aanwezig; liet normale getal der vingeas, zoowel aan voor- als achterpooten is vijf, bij velen is dit echter tot vier verminderd; alle vingers zijn van klauwen voorzien, welke bij de katachtigen en eenige anderen voor geheele of gedeeltelijke terugtrekking vatbaar zijn, naar gelang der bewegingswijze der dieren en van het daaraan beantwoordend maaksel der voeten, worden de Roofdieren in drie groepen gesplitst.Vingertreders, Digitigrada (katten, honden civetkatten); de voeten steunen op de vingers of teenen, niet op de hij deze groep zeer korte middelband of middel voet ;
Zooltreders, F tan tig rada, (beren, wezels); de voeten steunen met vingers en handpalm of voetzool op den grond ;
Vinvoetigen, Pinnipedia (zeehonden); ledematen kort, handen of voeten vinvormig, vingers door een zwemvlies verbonden.
De laatste groep wordt ook met den naam Zeeroofdieren aangeduid, waaraan door de beide eerste groepen onder den algemeenen naam Landroofdieren, Fera, worden tegenovergesteld. Alle roofdieren hebben een scherp gezicht en een nog scherperen reuk; zÿ leven in den regel (de wolven en zeehonden uitgezonderd), niet in groote troepen maar in gezinnen en in monogamie bijeen. De moederkoek (Placenta) is bij allen gordelvormig. De jongen der meesten komen blind ter wereld. De Landroofdieren zijn verspreid over de geheele bewoonde wereld, dezelfde geslachten hebben vertegenwoordigers in ver van elkander gelegen streken; de soorten hebben meest een beperkt gebied. Zij vormen vijf natuurlijke familien, waarvan de kenmerken ontleend wordett aan de geheele gedaante des lichaams, auu het getal der maaltanden achter den scheurtand, de al of niet ruwe tong en het al of niet aanwezig zijn van een riekende stof afscheidende klieren in de aars-streek.
Deze vijf familien zijn die der Katachtigen, Fera, de Hondaclitigeu, Caiiina, de Civetkataehtigen, Yiverriua, de Marterachtigen, Musteliua, de Beerachtigen, Ursina. De zeeroofdieren, zie Pi n nip cd a, vormen twee natuurlijke familien, de Robben of Zeehonden, Phocina, en de Walrussen, Triehechina.