Insectivora, kleinere roofdieren van meestal plompen lichaamsbouw, langen spitsen kop, scherpe snijtanden, meest kleine spitse hoektanden en vele kiezen; allen zijn zooltreders, met vijf van klauwen voorziene teenen; zij hebben een tot een snuitje verlengden neus, die voornamelijk als tastorgaan dient en hun bij hun meerendeels onderaardsche levenswijze van veel nut is; de oogen en ooren zijn gewoonlijk weinig ontwikkeld; steeds is een sleutelbeen voorhanden, in overeenstemming met het gebruik dat de meesten van hunne voorste ledematen maken, n.l. tot graven of tot het beklimmen van hoornen. De tepels zijn aan den buik geplaatst.
Tot de I. behooren de egels, de spitsmuizen en de mollen (zie op deze artikelen en de platen Insecteneters I en II). Alle I. leven hoofdzakelijk van insecten.Sommigen rekenen ook de huid- of pelsvliegers of vliegende maki’s tot de L; bij anderen vormen deze een eigen orde der zoogdierklasse, terwijl zij in de oudere stelsels zijn ingedeeld bij de half-apen.
