(Zoon van Brahma). Derde hoofdrivier van het vasteland van Indië; in den loop dezer rivier worden drie verschillende met bijzondere namen aangeduide deelen onderscheiden, een boven-, midden- en benedenloop; slechts aan den benedenloop, het in Indië gelegen deel komt de door de europeesche geographen gewoonlijk aan de geheele rivier gegeven naam vanB. toe.
Zij ontspringt in westelijk Tibet, onder 30 3/,j° N.B. en 82° O.L. v. Gr., ten oosten van het heilig meer Mansarowar of Manassarowar, aan welks westzijde de bronnen van de Satiadsch(Sutlej) en van den Indus gelegen zijn, loopt, onder de namen Jaru en Sangpo, van het westen naar het oosten, evenwijdig met den Himalayaketen, door Tibet, tot 95° (lengte 1650 km.), en neemt over dit deel van haar loop de Tsjatra-Sangpo, de Raka-Sangpo en de Kiho op; hierop maakt de B. in z.o. Tibet een bocht naar het oosten, doorbreekt vervolgens, haar loop van het n. naar het z. onder den naam Dihong voortzettende, het weinig bekende alpenland dat zich aan het oostelijk uiteinde van het Hamalayastelsel aansluit, en betreedt, alsnu den naam B. aannemend, de indische prov. Assam, waar zich de Dibong en de Lohit met haar vereenigen; een z.w. richting volgend doorloopt zij nu geheel Assam (570 km), bereikt bij Gauhati onder 26° N.B. en 910 45' O.L. v. Gr. een breedte van H/2 km., bij een diepte van 23 m., loopt met een bocht om de Garo Hills, betreedt eindelijk, zich naar het zuiden keerende, de Bengaalsche laagvlakte, en voreenigt zich met vele armen bij Goalanda met den Ganges, na een loop van 2900 km. De B. behoort tot de heilige rivieren.
