De tweede phase in den godsdienst der Indiërs, volgende op den Vodischen godsdienst. Het B. wordt gekenmerkt door het geloof aan een onpersoonlijken God, aan wien alles is onderworpen, ook de mindere góden, en verder door scherpe scheiding der kasten of standen, en door offerdiensten; het B. heeft overigens een eigen zedeleer, met meerdere richtingen, alle berustende op het Rigveda het Samaveda, het Yajurveda en het Atharvaveda, vier tekstboeken, aan elk waarvan een menigte geschriften in proza, Brahmanas geheeten, zijn verbonden.
De grondslagen van den ouden Yedischen godsdienst bleven in hun wezen onaangetast in het B. behouden, en in werkelijkheid worden in het B. dezelfde góden vereerd De vormen zijn schter geheel veranderd, de offers zijn talrijker geworden en meer gecompliceerd, elke godheid heeft zijn bepaalden rang gekregen.