Gepubliceerd op 20-01-2021

Borsten

betekenis & definitie

(Mammae) De beide bij den mensch, benevens bij de apen, vleermuizen enz. aan de borst, bij de overige zoogende dieren aan het onderlijf geplaatste melkafscheidings-organen of melkklieren (Glandulae lactiferae), welke slechts bij het vrouwelijk geslacht en eerst tegen het tijdperk der geslachtsrijpheid tot volle ontwikkeling komen en bij de mannelijke individuen onontwikkeld blijven. Deze organen worden tot de vrouwelijke voorttelingsorganen gerekend, hoewel ze in een streng morphologisch opzicht deelen van het huidstelsel zijn.

Hun inwendig maaksel is dat der afscheidende klieren in het algemeen inwendig bestaan zij uit een aantal lobben of bundels van kleine klierzakjes, uit welke een menigte kanaaltjes ontspringen, die in 15 tot 24 grootere kanalen, melkgangen of melkkanaaltjes geheeten, uitmonden; deze melkgangen vormen, door zich gaandeweg te verwijden, de melkhouders en monden ten slotte door fijne openingen uit in den tepel (papilla) die uitwendig door een bruinen of rooden kring, aureola geheeten, is omgeven, en door het zuigen een eylindrisebe gedaante krijgt. In het kort saamgevat dus, wordt de in klierzakjes afgescheiden melk door de klierbuisjes of kanaaltjes naar de melkgangen en den melkhouder gevoerd, om hier door de zuigwerking, of bij drukking, door de haarfijne openingen in de tepels naar buiten te treden. Beide borsten liggen bij den mensch op de groote borstspier, tusschen de derde en zesde rib, zijn van een meer of minder groote hoeveelheid vet en van huidlagen omgeven en vormen zoo, bij gezonde volwassen vrouwen, twee halfronden, waartusschen zich een inzinking of verdieping, de boezem (sinus), bevindt. De bestemming der borsten of melkklieren is afscheiding van melk (zog) voor het jonggeboren kind; haar minder of meerder volkomen ontwikkeling houdt ten nauwste verband met de overige geslachtsfunctiön van het vrouwelijk organisme. In gelijken graad als zij tegen het einde der zwangerschap en na de bevalling opzwellen, nemen zij na afloop der zoogporiode weer af. Bij het vorderen van den leeftijd verliezen zij langzamerhand hare volheid.

De verzorging der borsten is voor de gezondheid der vrouw van onberekenbaar belang. Zij zijn zeer gevoelig voor koude en dienen dus bij ontblooting tegen alle koude, treklucht (tocht) enz. te worden beschermd. Door te geringe lichaamsbeweging vooral der bovenarmen, worden zij slap en plat. Blootstaande aan gedurige sterke drukking, b.v. van corsetten, wordt het geheele orgaan in zijn ontwikkeling belemmerd, hetgeen zich vooral op de tepels verhaalt, zoodat later het zuigen zeer moeilijk valt of in het geheel niet mogelijk blijkt, terwijl voorts het pijnlijk doorzuigen langs dezen weg sterk wordt begunstigd.De tepel bestaat uit een vaatrijk, erectiel weefsel met een fijne huid, en ontwikkelt zich tegen het tijdperk der huwbaarheid uit een kleine klier, die reeds bij pasgeborenen ter plaatse gevonden w'ordt, en waaruit zich bij deze eenig melkachtig vocht laat drukken. Bij den man zit de borsttepel op een opeenhooping van peesachtige, met vet doorweven celweefselstrengen, het rudiment der vrouwewelijke borst.

Het getal en de plaatsing der melkklieren biedt in de klasse der zoogdieren vele verschillen aan. Twee aan de borst geplaatste melkklieren komen voor bij alle apen, uitgezonderd bij het geslacht Stenops, dat er bovendien twee in de bovenbuikstreek heelt. Ook de vledermuizen, de olifant, de luiaards en de sirenen hebben twee aan de borst geplaatste melkklieren. De walvischachtigen hebben er ook slechts twee, welker tepels geplaatst zijn in groeven ter weerszijde der vulva, terwijl van de melkklier zelf uitwendig niets te zien is, daar zij zich uitbreidt tusschen de buikhuidspier en het peesvlies van de rechte buikspier. Bij de overige zoogdieren is het getal der melkklieren grooter en zijn zij, voor een deel althans, achterwaarts aan den buik geplaatst. Het getal is zeer wisselend, zelfs bij soorten van hetzelfde geslacht; het getal melkklieren houdt doorgaans gelijken tred met het aantal jongen dat gewoonlijk geboren wordt. Bij de vogelbek-dieren bevinden zich de beide melkklieren ter zijde van den buik, zonder uitwendig zichtbare tepels. (Zie ook Borstziekten).

< >