of bladplaatsing. In de plantkunde in het algemeen de wijze van rangschikking der bladen aan den stengel.
In de beschrijvende botanie heeft men voor verschillende rangschikkingen bijzondere namen (zie Blad). De bladen zijn aan hun as gerangschikt volgens een bepaalde orde wier wetten door de leer van den bladstand (Phyllotaxis) worden opgespoord en aangegeven. Twee bladen die op dezelfde hoogte van een stengel zijn gezeten vormen een paar, meerdere een krans; hierbij wordt de omtrek (pheripherie) van den stengel steeds in even zooveel aan elkander gelijke deelen verdeeld als er bladen op dezelfde hoogte staan; waarom elk geval van tegenovergestelden bladstand door een breuk kan worden uitgedrukt, die den zijdelingschen afstand of de uit elkander wijking der bladen onderling aangeeft, terwijl dan de noemer der breuk het aantal bladen doet kennen; zoo wordt een bladpaar aangegeven door de breuk ½, omdat hun afstand onderling den halven omtrek eens cirkels of 180° bedraagt; driebladige kransen worden aangegeven door ⅓, daar hun onderlinge afstand ⅓ van den omtrek eens cirkels of 120° bedraagt, enz. De bladparen of kransen die elkander opvolgen, wisselen doorgaans met elkander af, zoodat de leden van den tweeden krans in de tusschenruimten vallen van de leden van den eersten krans enz., en de eerste krans met den derde, de tweede met den vierde in plaatsing overeenstemt; aldus ontstaan de kruisgewijs staande bladen (folia. decussata); drukt men hier den zijdelingschen afstand van elke twee op elkander volgende kransen desgelijks door een breuk uit, welke een deel van den stengelomtrek voorstelt, dan kan men uit haar noemer tegelijkertijd het aantal loodrechte bladerreeksen leeren kennen, die bij den bedoelden bladstand voorkomen. Bij nauwkeurige waarneming van de afwisselende of alleenstaande bladen blijkt, dat deze steeds op gelijke zijdelingsche afstanden van elkaar zijn aangehecht, en dat zij tezamen regelmatige spiralen rondom den stengel vormen; de onveranderlijke zijdelingsche afstand van iedere twee op elkander volgende bladen, in deelen van den omvang des stengels gemeten, wordt ook hier uit elkander wijking genoemd, terwijl elk gedeelte der spiraal, begrepen tusschen en bepaald blad dat men tot uitgangspunt neemt, en datgene hetwelk het naast loodrecht daarboven staat en vanwaar uit dezelfde loop zich herhaalt, den naam draagt van winding of cyclus. Elke spiraalsgewijze verspreiding der bladeren kan worden uitgedrukt door een breuk, wier noemer dan het aantal omloopen moet leeren kennen, door elke winding rondom den stengel volbracht, terwijl uit den teller moet blijken het aantal bladen dat in elke winding is begrepen en tevens de hoeveelheid loodrechte bladerreeksen.
Treft men b.v. van het onderste blad af opklimmende na iederen halven omloop om den stengel weder een blad aan, zoodat liet derde blad boven het eerste en het vierde boven het tweede staat, dan bevat elke winding 2 bladen en loopt den stengel slechts eenmaal rond, hetgeen wordt uitgedrukt door ½; staat het vierde blad eerst boven het eerste, het vijfde boven het tweede, enz., en bedraagt de zijdelingsche afstand ⅓ van den stengelomtrek, dan wordt de breuk ⅓ gebezigd ; zijn vijf bladerreeksen voorhanden en staat eerst het zesde blad boven het eerste, dan bedraagt de zijdelingsche afstand tusschen elk twee op elkander volgende bladen ⅖ van den stengelomtrek, waarom deze aanhechting ook door de breuk ⅖ wordt voorgesteld. Langdurige waarnemingen hebben geleerd dat normaal slechts een zeker aantal wijzen van aanhechting der bladen aan den stengel voorkomen welke door de volgende breuken kunnen worden voorgesteld ½; ⅓; ⅖; ⅜; 5/13; 8/21; 13/31; 21/55 enz.; deze breuken vormen een regelmatig opklimmende reeks, waarin ieder volgend lid door optelling der tellers en noemers der beide voorgaande worden verkregen. Schimpor’s theorie, dat de bladstand slechts volgens bovenstaande reeks voorkomt, en dat elke plantensoort naar een dier regelen haar bladen rangschikt (de Spiraaltheorie) werd door Braun verder uitgewerkt, door de gebr. L. en A. Brava*s gewijzigd, en door Schwendener in den nieuweren tijd bestreden.