Hertog van Saksen-Weimar, geboren 16 Aug. 1604 te Weimar, jongste der elf zoons van hertog Johann III van Saksen-Weimar; bij het uitbreken van den 30-jarigen oorlog nam hij deel aan de veldslagen van Wiesloch en Wimpfen (1622), en van Stadlohn (1623), ging daarop naar Holland, vervolgens naar Engeland, diende als overste onder ChristiaanlV van Denemarken, streed daarna onder Frederik Hendrik in de Nederlanden, en nam, toen Gustaaf Adolf in Duitschland verscheen, onder deze dienst In den slag bij Lützen, 16 Nov 1632, voerde hij den linkervleugel der Zweden aan, en nam na den dood des konings, hoewel zelf zwaar gewond, het opperbevel over; in 1633 nam hij Bamberg, Kronach, Hochstadt en Eichstat, en verkreeg van Oxenstierna, met toestemming der door het verdrag van Heilbronn verbonden hoogduitsche standen, het hem reeds door Gustaaf Adolf toegezegde hertogdom Franken in leen. Na een muiterij te hebben onderdrukt, rukte hij tegen Aldringen op, die aan den Donau gelegerd was en Zwaben bedreigde; Aldringen vermeed echter een treffen met B , die intusschen Regensburg tot kapitulatie dwong (14 Nov. 1633), en voorts Beieren binnenviel; hier trad hij met Wallenstein in onderhandeling en deed, toen deze vermoord was, vruchtelooze pogingen om diens leger naar zijn zijde te doen overloopen.
Teneinde Nordlingen te ontzetten, waagde hij het, tegen den raad van Horn, het veel sterkere oostenrijksche leger onder Gallas en koning Ferdinand aan te grijpen en leed een zware nederlaag (6 Sept. 1634) waardoor het hertogdom Franken voor hem verloren ging. Slechts met groote inspanning slaagde hij erin een nieuw leger op de been te brengen, waarmee hij reeds dadelijk, voor de overmacht zwichtende, tot op den Rijn moest terugtrekken. Na de alliantie tusscben Zweden en Frankrijk van 1 Nov. 1634 werd B. opperbevelhebber van de fransche hulptroepen, en leed aan den Rijn zware verliezen tegen de Keizerlijken. Na lange onderhandelingen bracht hij 17—19 Oct. te Saint-Germain met Richelieu een verdrag tot stand, waarbij hem de middelen om een leger van 12,000 man en 6000 ruiters op de been te houden, benevens het landgraafschap Elzas en de vallei Hagenau werden toegezegd. Hij veroverde nog Zabern in den.'Elzas, benevens andere bevestigde punten, hield met 40,000 man den in Frankrijk voortdringende Gallas bij Dijon op en behaalde eindelijk in Juli 1637 een beslissende overwinning op de keizerlijke troepen onder Karel van Lotharingen, waardoor hem de weg naar den Rijn open stond; hij veroverde voorts Sackingen, Lauffenburg en Waldshut, en belegerde Rheinfelden, dat echter door Savelli en Johann van Werth ontzet werd, waarop genoemde veldheeren drie dagen later, 21 Febr. 1638, door B. aangegrepen, verslagen en met een goed deel van hun leger krijgsgevangen gemaakt werden; Rheinfelden, Röteln, Neuenburg en Freiburg moesten zich nu overgeven; ook Breisach werd belegerd; B. greep alsnu met zijn leger, versterkt door 3000 man fransche hulptroepen onder Turenne, den ter hulp toegesnelden keizerlijken generaal Von Götz aan, versloeg hem bij Wittenweiher, 30 Juli, bracht daarop den hertog van Lotharingen bij Thann een geduchte nederlaag toe, 5 Oct., en dwong vervolgens Von Götz tot den terugtocht; Breisach moest zich alsnu spoedig overgeven, 7 Dec. 1638 B. sloot de kapitulatie af in zijn eigen naam, en behield de stad, trots alle pogingen van Richelieu om haar aan Frankrijk te brengen. Na stappen gedaan te hebben om een huwelijk tusschen hem en Amalia van Hessen tot stand te brengen, overviel hem de dood, nadat hij nog Landskron en Pontarlier had ingenomen; hij stierf te Neuenburg, aan den Rijn, 18 Juli 1739, naar zijn eigen en anderer meening door vergiftiging, waarvan zijn lijfarts, Blandini, verdacht werd, hetgeen echter onbewezen is gebleven. Door Richelieu’s bemoeiingen kwamen de door B. veroverde landen, waaronder de Elzas, aan Frankrijk.