duitsch geneeskundige, geb. 2 Sept. 1839 te Berlijn, was hoogl. te Lcrpat, Bern, Koningsbergen en Straatsburg (sinds 1888). Zijn arbeid ligt voornamelijk op het gebied der pathologische scheikunde en der experimenteele en klinische pathologie en hij heeft een belangrijk aandeel aan de moderne ontwikkeling van de leer van de kankerachtige nieuwvormingen, de stolling van het bloed, de geelzucht, de koorts, de suikerziekte^ de aphasie.
Het meerendeel zijner desbetreffende verhandelingen komt voor in het „Archiv für Anatomie, Physiologie und wissenschaftliche Medizin”' (tot 1872) en in het, door hem met Klebs en Sohmiedeberg opgerichte „Arohiv für experimentelle Pathologie und Pharmakologie” (Lpz., sinds 1873); verder gaf hij een deel Mitteilüngen aus der mediz. Klinik zu Königsberg (1888) en Klinik der Cholelithiasis (1892) in het licht.