bijgenaamd de Groote, geb. omstr. 330 te Cesarea in Cappadocië, werd door zijn moeder Emmelia met zijn broeder Gregorius van Nyssa christelijk opgevoed, bestudeerde te Constantinopel en te Athene de heidensche philosophie, trad in zijn geboorteplaats als leeraar in de welsprekendheid op, doch werd door zijn moeder en zijn zuster voor het christendom gewonnen. Nadat hij op een lange reis door Syrië, Palestina en Egypte met de beroemdste Asceten in aanraking was gekomen, ging hij te Pontus in een klooster, werd door bisschop Eusebius van Cesarea in 364 tot priester gewijd en volgde deze in 370 als bisschop op.
Hij stierf 1 Jan. 379.