Gepubliceerd op 19-01-2021

August wilhelm ambros

betekenis & definitie

Oostenr. componist en schrijver, geb. te Mauth in Bohemen. 17 Nov. 1816, overl. te Weenen, 28 Juni 1876. Hij studeerde te Praag in de rechten; in 1847 verscheen van hem eene op de Genoveva-sage betrekking hebbende ouverture; zijn volgende arbeid was het op muziek zetten van „Othello”, daarop verscheen verder een ouverture voor „Katchen von Heilbronn”, yervolgens eene symphonie, trios, klavierstukken, een Stabat Mater, twee missen, twee klavier-sonaten, op zichzelf staande liederen enz.; in zijn meeste werken volgde hij de richting van Mendelssohn en Gade ; intusschen doorliep hij allerlei administratieve landsbetrekkingen; in 1848 werd hij tot rijks-advokaat van pers-aangelegenheden benoemd, en in 1850 tot advokaat bij het landsgericht te Praag, en werd spoedig mede-directeur van het conservatorium aldaar; in 1870 werd hij professor in de muziekleer en kunstgeschiedenis aan de hoogeschool te Praag en in 1872 naar Weenen beroepen waar hij tot zijn dood bleef, tegelijkertijd eene betrekking bij het ministerie van justitie bekleedende; onder zijne leerlingen voor kunstgeschiedenis behoorde kroonprins Rudolf van Oostenrijk.

Behalve een groot aantal verhandelingen en opstellen voor diverse tijdschriften schreef hij: „Die Grenzen der Musik und Poesiev (Praag, 1856); — „Das Konservatorium in Prag” (Praag, 1858); — „Die Léhre vom Quintenverbot (Leipz., 1859); — ;,Geschichte der Musik” (4 dln. en een fragment, Leipz., 1862—78).

< >