(ook Porto d’Anzio). Oudtijds stad in Latium, hoofdstad der Volsken, op 50 à 70 km. zuidelijk van Rome, en gelegen op een landspits in de Thyrrheensche zee; volgens de overlevering werd zij gesticht door een zoon van Ulysses en Circe; haar bevolking maakte langen tijd de Tyrrheensche zee met hare roofschepen onveilig en handhaafde langen tijd hare onafhankelijkheid tegen Rome, dat zich ten slotte omstreeks 470 v.
C. onder Quinctius Capitolinus van haar schijnt te hebben meester gemaakt; zij moet dan in elk geval kort daarna Rome’s juk weer hebben afgeschud, want weinig jaren later treedt zij in de geschiedenis weer op als zelfstandige staat. Eerst in 338 y. C. kwam zij bij den laatsten oorlog tusschen de Volsken en de Latijnen, voor goed onder de macht van Rome, waarop zij snel in beteekenis toenam, tot zij bij het verdwijnen van den republikeinschen regeeringsvorm in het rijk van Rome haar hoogsten bloei had bereikt; zij bezat te dien tijde vele beroemde tempels, o.a. een gewijd aan Fortuna met een vermaard orakel, en in hare omgeving hadden vele Romeinsche grooten villa’s en lustverblijven. De keizers Oaligula en Nero werden hier geboren; de laatste verbeterde de haven zeer, en deed een havendam aanleggen, waarvan nog overblijfselen voorhanden zijn. Met den ondergang van het westersch-romeinsch keizerrijk verviel ook Antium. Zie Anzio.