duitsch philoloog en oudheidvorscher, geb. 6 Jan. 1826 te Berlijn, werd 1865 gewoon hoogleeraar in de klassieke philologie aan de universiteit aldaar. K. heeft zich ten opzichte der critiek van grieksche schrijvers en der epigraphie buitengewoon verdienstelijk gemaakt.
Vooral voor Homerus heeft hij veel gedaan; zoo schreef hij o. a.: Die Homerische Odyssee und ihre Entstehung (Berl. 1859) en Die Homerische Odyssee (ald. 1879). Voorts leverde hij tekstuitgaven van Plotinus, Euripides en Aeschylus; epigraphische studiën over: Die umbrischen Sprachdenkmäler (2 dln., Berl. 1849—51, Das gotische Runenalphabet (Berl. 1852), Die fränkischen Runen (1855) en over grieksche inscripties; ook schreef hij Studien zur Geschichte des griechischen Alphabets (ald. 1863, 4de dr. 1887) en was van 1866—81 lid der redactie van het tijdschrift „Hermes”.
