Gepubliceerd op 29-01-2021

Euripides

betekenis & definitie

De jongste der drie groote attische treurspeldichters, geb. op Salamis, op den dag van den beroemden zeeslag bij dit eiland (5 Oct. 480 v. C.l. Zijn ouders waren bij het naderen v/h perzische leger uit Athene gevlucht en hadden met vele andere atheensche burgers naar dit eiland de wijk genomen. Zijn vader heette Mnesarchus en was een kramer of tapper; zijne moeder heette Olito en zou een groentevrouw geweest zijn. Dat de vader van E. te Athene niet geheel onbemiddeld geweest is, kan blijken uit de zorgvuldige opvoeding die hij aan zijn zoon kon geven. Met zorg werd hij in de gymnastiek onderwezen, om voor de wedstrijden bekwaam te worden. Verder zou hij ook de schilderkunst beoefend hebben. Op volwassen leeftijd sloot hij zich spoedig bij Anaxagoras aan, die toen te Athene door zijn onderwijs veel opgang maakte, later hoorde hij ook Prodicus en Protagoras, en met Socrates sloot hij eene innige, levenslange vriendschap. Van de philosophische richting, welke E. van Anaxagoras ontving, van diens leer en wijsgeerige stellingen, worden onmiskenbare sporen en bewijzen in zijn treurspelen aangetroffen, als ook van zijne vatbaarheid voor de rhetorische kunstenarijen der sophisten, die hij niet kon nalaten hier en daar in zijne treurspelen aan te wenden en toe te passen. Nergens is in E.’s leven eenig spoor te vinden van deelneming aan de openbare aangelegenheden van het streven naar ambten of van eenige staatkundige bemoeiing. Ook op zijn eigen levenswijze en karakter schijnt de aanhoudende omgang met Anaxagoras van invloed geweest te zijn. Hij was stuursch, droefgeestig en weinig genaakbaar. Een bewijs van zijne afgetrokkenheid en vooral van de afzondering waarin hij zich met de beoefening der wetenschappen bezighield, is ook het bericht van de uitgebreide boekverzameling, die hij zou gehad hebben. Of de hem dikwijls te laste gelegde vrouwenhaat, die men in verscheiden zijner treurspelen, vooral in den Hippohjtus, meent te vinden, een gevolg was van zijn norsch karakter of van de huiselijke en huwelijksomstandigheden des dichters, is moeilijk te beslissen. Eerst was E. getrouwd met een dochter van Mnesilochus, Choerine of Choerile geheeten. Zij schonk hem 3 zonen; de oudste was Mnesarchides, een koopman, de tweede Mnesilochus, een tooneelspeler, en de derde de naamgenoot zijn vaders, Euripides, die na diens dood eenige van zijns vaders treurspelen liet opvoeren. Deze vrouw werd hem echter ontrouw en hij verstiet haar. Daarop huwde hij met Melitto, die echter niet beter was en zelve hem weder verliet. — Het is insgelijks niet zeker, wanneer E. zijn dramatische loopbaan begonnen is. Volgens een op zich zelf niet onwaarschijnlijk bericht trad hij in zijn 25e jaar voor het eerst op. Tot deze didascalie behoorden de Peliaden, een thans verloren stuk. Van nu af wijdde Euripides zich met de toen levende treurspeldichters onafgebroken aan het tooneel. De meeste levensbeschrijvers kennen hem 92 stukken toe, waaronder 8 satyrspelen; Varro daarentegen slechts 75, de Alexandrijnen noemen 78 stukken, waaronder zij 3 voor onecht houden, en zoo wordt het getal bij hen ook 75. Slechts 4 malen behaalde Ë. de overwinning Van maar weinige stukken is de tijd der opvoering bekend. Het groote aantal zijner treurspelen, vergeleken met de weinige hem ten deel gevallen overwinningsprijzen, toont een; niet geringe volharding, om op de eens betreden baan voort te gaan en niet af te dwalen, ondanks de tegenkanting der blijspeldichters en de ongunstige uitspraak der kamprechters. Dat zijne dichtwerken echter onder het volk algemeen bekend en verspreid moeten geweest zijn, mag men besluiten uit de overlevering dat de atheensche gevangenen op Sicilië hun onderhoud en hunne redding te danken hadden aan het kennen der treurspelen van E., daar zij door het voordragen van verzen en episoden uit zijne stukken de bewoners van dat eiland wisten te roeren en in verrukking te brengen. Eerst laat in hoogen ouderdom verliet E. Athene. Na de opvoering van zijn Orestes (408 v. 0.) begaf hij zich naar Magnesia, waar hij als gastvriend van den staat ontvangen werd. Maar waarschijnlijk waren de aanhoudende bespottingen der blijspeldichters en zijne onaangename huiselijke omstandigheden de aanleidende oorzaak van deze verhuizing. Kort daarna vertrok hij naar Pella in Macedonië aan het hof van koning Archelaus, waar hij vereenigd met den treurspeldichter Agathon, den toonkunstenaar Timotheus en den schilder Zeuxis in hooge achting bij den koning de laatste twee jaren van zijn leven doorbracht. Hij stierf in 405 v. G., volgens een weinig geloofwaardig sprookje door jachthonden verscheurd.

E. voegde zich als dichter meer en meer naar den geest van zijn tijd; hij schilderde de menschen zooals zij zijn. Daarenboven bracht hij de uitkomsten en grondstellingen der toenmalige wijsbegeerte op het tooneel en maakte daarbij gebruik van een sophistische dialectiek. Lange verhalen, de proloog en epiloog (voor- en narede), alsook de meermalen voorkomende ontwarring van den knoop door de verschijning eener godheid — de zoogenaamde deus ex machina — toonen dat hem de eigenlijke dramatische handeling en hare ontwikkeling minder ter harte gingen. De koorgezangen staan met de handeling en de karakters niet meer in een innig, beteekenisvol verband ; zij schijnen meer uit gewoonte en sleur behouden te zijn, zonder bepaald noodig te wezen. Doch Euripides munt uit als kenner der menschelijke driften en hartstochten. Zijn hoofddoel is schrik en medelijden te verwekken. Als een volgeling van Anaxagoras is hij dikwijls in strijd met het volksgeloof en den inhoud der heerschende mythen. Aristophanes beschouwt hem als den vertegenwoordiger dergeheele nieuwe richting, die de tragedie door E, en zijn tijdgenooten ontving, en maakt hem daarom bij voorkeur tot het doelwit van zijn bijtenden spot, vooral in De kikvorschen.

Van E. bestaan nog 18 treurspelen en 1 satyrspel.

1) llecuba, bevat den dood van Polyxena als zoenoffer op het graf van Ulysses en de wraak van Hecuba op Polymestor, den moordenaar van Polydorus.
2) Orestes; Orestes wordt als moedermoorder door zijn grootvader Tyndareus aangeklaagd. Menelaus wordt door Orestes te hulp geroepen, doch weigert. Nu besluit Orestes om uit wraak Helena te dooden. Zij wordt echter door Apollo gered, en er komt een dubbel huwelijk tot stand tusschen Orestes en Hermione, Pylades en Electra. Het stuk heeft veel overeenkomst met de Alcestis en is misschien voor hetzelfde doel bewerkt.
3) Phoenissne, naar het koor, uit phoenicische vrouwen bestaande, benoemd, behandelt den dood der vijandig gezinde broeders Eteocles en Polynices; bevat vele afzonderlijke fraaie plaatsen.
4) Meden; De wraak van Medea aan haren echtgenoot lason, die van plan is met Creusa, de dochter van Creon, koning van Corinthe, in het huwelijk te treden ; zij doodt Creusa, vermoordt hare eigene kinderen en ontvlucht op een drakenwagen naar Athene tot koning Aegeus.
5) Hippolytus; dit stuk schildert de liefde van Phaedra, echtgenoote van Theseus, voor haren stiefzoon Hippolytus; gevoel van schaamte maakt het haar onmogelijk den smaad der terugwijzing van haren stiefzoon te verdragen ; zij sterft, doch belastert eerst Hipp. bij zijn vader, die den zoon verbant en zijn dood veroorzaakt. De onschuld van H. wordt eindelijk door Artemis aan het licht gebracht. Dezelfde stof had de dichter reeds vroeger op eene andere wijze behandeld in een verloren gegaan stuk.
6) Aleestis; om het leven van haar echtgenoot Admetus te verlengen, wijdt Aleestis zich vrijwillig ter dood; Hercules, die vroeger gastvrij door Admetus was opgenomen, brengt haar uit de onderwereld terug; het stuk heeft meer overeenkomst met een nieuwerwetsch tooneelspel dan met een treurspel uit de oudheid en bevat vooral aan het einde tal van comische toestanden; het werd als het laatste stuk eener tetralogie, in plaats van een satyrspel opgevoerd, vandaar dit vreemde karakter.
7) Andromaehe, bevat den dood van Neoptolemus, die na de inneming van Troje eerst Rectors weduwe Andromaehe gehuwd had, later de dochter van Menelaus, Hermione, de aan Orestes beloofde bruid; Orestes, daarover in toorn ontstoken, laat hem ombrengen, nadat hij zijne bruid naar Sparta heeft teruggevoerd.
8) Snppliees (Smeekelingen); de moeders der 7 voor Thebe gevallen aanvoerders begeven zich met den argivischen koning Adrastus naar Eleusis tot Theseus en smeeken hem Creon met geweld te dwingen om de door hem geweigerde begrafenis der dooden toe te staan; Theseus brengt de lijken naar Eleusis, waar zij verbrand worden; Adrastus belooft dat de Argivers nimmer tegen Athene oorlog zullen voeren; het stuk bevat verscheidene toespelingen op den toenmaligen politieken toestand van Athene.
9) Iphigenia in Aidide; Iphigenia, die in Aulis door haar vader aan Artemis moet geofferd worden, wordt door de godin zelve gered, die eene hinde in hare plaats stelt en haar tot hare priesteres in Taurië maakt.
10) Iphigenia in Tam-ide; Orestes komt met Pylades bij koning Thoas in Taurië, om op bevel van Apollo het beeld van Artemis te halen. Daar moet hij volgens heerschend gebruik geofferd worden, doch wordt door zijne zuster Iphigenia herkend; beiden beramen een plan om te ontvluchten; Artemis houdt Thoas terug om hen te vervolgen.
11) Rhesus, (misschien onecht) uit het 10e boek der Ilias, de nachtelijke tocht van Ulysses en Diomedes naar het vijandelijke leger, dood van Dolon en den thracischen vorst Rhesus.
12) Troades; de ondergang van Ilium en het treurige lot van het rampzalige koningsgeslacht van Priamus worden in eenige toestanden aaneengeknoopt en in verschillende tafereelen geschilderd.
13) Bacchtte; de aankomst van Bacchus te Thebe, de moord van Pentheus door zijn eigen moeder Agave, als straf voor zijn verzet tegen de invoering van den dienst van den god, zijn er het onderwerp van.
14) Ileradidae; de nakomelingen van Hercules, door Eurystheus vervolgd, zoeken hulp te Athene bij koning Demophon. Zij ontvangen die, beoorlogen Eurystheus, die gevangen genomen en gedood wordt; niet zonder politieke strekking.
15) Helena; na de inneming van Troje komt Menelaus naar Egypte, vindt daar Helena en ontdekt dat hij en de Grieken voor Troje slechts om een schim gestreden hebben ; de koning aldaar, Theoclymenus, wil Helena huwen, doch door list ontkomt zij gelukkig met haar man Menelaus.
16) Ion; Ion, zoon van Apollo en Creusa, dochter van Erechtheus. koning van Athene, wordt als kind door zijn moeder te vondeling gelegd, doch te Delphi door de Pythia onder priesters voor den tempeldienst opgevoed; door een orakel doet Apollo den koning Xuthus, met wien Creusa getrouwd is, gelooven dat Ion zijn vóór het huwelijk verwekte zoon is. Creusa wil den haar onbekenden zoon en den voor trouweloos gehouden echtgenoot dooden, en insgelijks Ion zijne hem onbekende moeder; Ion wordt door zijne moeder herkend en door Xuthus tot zijn opvolger bestemd.
17) Hercules forens; de door Juno tot waanzin gebrachte Hercules vermoordt zijn vrouw Megara en zijne kinderen ; tot zijn verstand teruggekeerd tracht hij door zoenoffers zijn misdaad te boeten en zoekt rust in Athene.
18) Kleef ra, bevat den moord van Orestes, geholpen door zijne zuster Electra, aan zijne moeder Olytemnestra gepleegd.
19) Cyclops, het eenig overgebleven satyrdrama, bevat naar aanleiding van het 9e boek der Odyssea de ontmoeting van Ulysses met den cycloop Polyphemus, waarbij deze van het gezicht beroofd wordt; het koor bestaat uit satyrs, die met hun aanvoerder Silenus door storm naar het eiland der Cyclopen gedreven zijn.

< >