A. w. c. berns

betekenis & definitie

Nederl. geneeskundige, geb. te Brummen, 1838, studeerde in de godgeleerdheid, was enkele jaren als predikant werkzaam en bezocht vervolgens andermaal de hoogeschool (Utrecht), ditmaal om zich inde medische wetenschap te bekwamen; hij promoveerde in 1869, op het proefschrift: Over den invloed van verschillende gassoorten op de ademhaling; bij het uitbreken van den FranschDuitschen oorlog ging B. naar Düsseldorf, en richtte aldaar een barak op ter verpleging van zieken en gewonden, waarin hij trouw werd terzijde gestaan door zijn echtgenoote; vervolgens deed hij eenige reizen naar buitenlandsche universiteiten, was twee jaren assistent van den chirurg Czerny, toenmaals hoogleeraar te Freiburg, en vestigde zich in 1876 als chirurg en gynaecoloog te Amsterdam, richtte een polikliniek op in het Zeemanshuis aldaar, stichtte het Burgerziekenhuis (1879), later het Burgerziekenhuis aan de Linnaeusstraat, en maakte van laatstgenoemde inrichting waarvan hij directeur werd, eene ware modelinrichting ; als lid van den Amsterdamschen gemeenteraad ijverde hij krachtig voor reorganisatie der stedelijke ziekenhuizen (Binnenen Buitengasthuis) en drong hij aan op het oprichten van een academisch ziekenhuis; in zijn brochure Be gasthuizen van Amsterdam gaf hij uitgewerkte plannen voor den bouw van een dusdanig ziekenhuis.