ZUCHTEN, (zuchtte, heeft gezucht), zuchten loozen, slaken: zitten te zuchten; hij zucht ervan;
— kermen (van pijn);
— hevig naar iets verlangen, haken: hij zucht naar vrijheid, naar het uur der verlossing. ZUCHTING, v. het zuchten ; weeklacht.
Gepubliceerd op 06-12-2018
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen: