Gepubliceerd op 06-12-2018

ZEEP

betekenis & definitie

ZEEP, v. (-en), benaming der verbindingen van vetzuren met bijtende potasch of soda, welke men sedert onheuglijke tijden verkrijgt door de verhitting van vetten met alkaliën;

— zachte of groene zeep, eene verbinding van vetzuren met bijtende potasch ; harde of Spaansche zeep, eene verbinding van vetzuren met bijtende soda;
— zeep zieden;
— (scheik.) ieder met een vet vermengd zout, iedere stof welke olie met water vermengbaar maakt; de vele soorten van zeep dragen haar naam naar bijmengselen (teerzeep, kokoszeep, vaselinezeep, puimsteenzeep), of naar den dienst waartoe zij bestemd zijn (scheerzeep, zomersproetenzeep) of naar den fabrikant (Dekkers zeep, Pears zeep);
— (spr. gemeenz.) hij is om zeep, hij is dood.