ZANGER, m. (-s), die zingt: hij is een goed, een middelmatig zanger; lid van een zanggezelschap, korist;
— zingende vogel; de liefelijke zangers des wonds; (fig.) dichter : de oude zanger ; de zanger van de Ilias. ZANGSTER, -v. (-s), vrouw die de dichtkunst verstaat en beoefent; Muze.